ECLI:NL:RBROT:2022:4506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21_4859
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de informatieplicht door eiseres in het kader van de Wet WIA en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de schending van de informatieplicht op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres ontving een uitkering op basis van de Wet WIA en had daarnaast inkomsten uit arbeid. Het UWV had eiseres een waarschuwing opgelegd wegens het niet melden van haar inschrijving als bestuurder van een besloten vennootschap bij de Kamer van Koophandel. Eiseres stelde dat zij niet had hoeven melden dat zij bestuurder was, omdat zij geen inkomsten uit de B.V. ontving en er geen arbeidsovereenkomst was.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de argumenten van eiseres en de wettelijke verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte had aangenomen dat eiseres de inschrijving bij de KvK had moeten melden. De rechtbank concludeerde dat het voor eiseres niet redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij deze informatie moest doorgeven, gezien de omstandigheden van haar situatie en de informatie op de website van het UWV. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en verklaarde het beroep gegrond. Eiseres kreeg recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten.

De rechtbank benadrukte dat de verplichting om informatie te melden geldt voor gegevens waarvan de verzekerde redelijkerwijs moet begrijpen dat deze relevant zijn voor het recht op uitkering. In dit geval was er geen sprake van een schending van de informatieplicht, omdat de inschrijving bij de KvK geen invloed had op de uitkering van eiseres. De rechtbank besloot dat de opgelegde waarschuwing moest komen te vervallen en dat het UWV de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

In het besluit van 27 mei 2021 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een waarschuwing opgelegd wegens overschrijding van de informatieplicht.
In het besluit van 16 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de opgelegde waarschuwing wegens overschrijding van de informatieplicht. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarnaast heeft eiseres inkomsten uit arbeid.
4. Op grond van artikel 27, eerste lid, eerste volzin, van de Wet WIA verstrekt de verzekerde die een recht heeft op een uitkering op grond van deze wet aan het UWV op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie.
5.1.
Op 10 mei 2021 heeft het UWV het voornemen kenbaar gemaakt om eiseres een waarschuwing op te leggen, omdat eiseres niet heeft doorgegeven dat zij sinds 12 december 2018 bestuurder is van [naam bedrijf] . In reactie hierop heeft eiseres verklaard dat haar vader in 2016 is overleden en dat zij het uitgekeerde erfdeel in de opgerichte B.V. heeft gestort. Omdat zij geen vergoedingen en/of inkomen uit de B.V. ontvangt en er geen arbeidsovereenkomst met de B.V. is, heeft eiseres niet gedacht dat zij dit aan het UWV moest doorgeven. Het UWV heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
5.2.
In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat uit de informatie op de website van het UWV niet blijkt dat een inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) meldingsplichtig is. Wel wanneer daar inkomsten uit worden verkregen. In verband met het overlijden van haar vader heeft zij een erfenis ontvangen. Dit is geen inkomen maar vermogen en heeft daarom geen invloed op de uitkering. Daarmee valt een erfenis niet onder de informatieplicht. Om fiscale redenen is ervoor gekozen deze erfenis in een zogenaamde spaar B.V. te storten, waaruit eiseres geen inkomen en geen vergoedingen ontvangt. De spaar B.V. brengt geen wijzigingen teweeg op het gebied van werk of inkomen, wat ook volgt ook uit de balans en jaarrekening van [naam bedrijf] . Daarom valt het oprichten daarvan niet onder de informatieplicht, aldus eiseres.
5.3.
Het UWV heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de inschrijving bij de KvK had moeten melden, omdat deze inschrijving van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering. De inschrijving bij de KvK op zichzelf kan namelijk al de indruk wekken dat iemand bezig is met het starten van een eigen bedrijf. De inschrijving op zichzelf kan daarom van invloed zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering. Daarom had eiseres de inschrijving moeten melden, ook als hieruit verder geen inkomsten uit werk zullen voortvloeien. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan worden opgemaakt dat uit een inschrijving bij de KvK moet worden afgeleid dat eiseres het oogmerk heeft zich als zelfstandige te vestigen en daarmee inkomsten te verwerven. De omstandigheid dat eiseres de inschrijving bij de KvK alleen heeft gedaan voor de B.V. die zij vanwege fiscale redenen heeft opgericht en waaruit zij geen inkomsten uit werk ontvangt, ontslaat haar niet van de verplichting om het UWV van de inschrijving bij de KvK op de hoogte te stellen. Het gaat om gegevens waarvan het haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering. Door van de inschrijving bij de KvK geen melding te maken heeft eiseres daarom de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden. Omdat voorstelbaar is dat eiseres gezien de op de site van het UWV vermelde voorbeelden niet meteen de vertaalslag heeft gemaakt dat haar situatie ook onder de wijzigingen valt waarop de inlichtingenplicht van toepassing is, wordt geen boete opgelegd maar een waarschuwing gegeven.
6.1.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het oprichten van [naam bedrijf] . geen invloed kon hebben op het recht, de hoogte of de betaling van de uitkering, omdat er geen sprake was en is van het verrichten van werkzaamheden noch van het verkrijgen van inkomsten. Het enkele feit dat een inschrijving bij de KvK de indruk kan wekken dat iemand bezig is met het oprichten van een eigen bedrijf, kan niet beschouwd worden als een deugdelijke onderbouwing voor het opleggen van een bestuurlijke boete in de vorm van een waarschuwing. Eiseres heeft direct meegewerkt aan het verstrekken van informatie aan het UWV op het moment dat het UWV daartoe aanleiding zag. Controle van de gevraagde informatie bevestigde ook dat er geen invloed was op recht, hoogte of betaling van de uitkering. Gelet op dit alles kan niet volgehouden worden dat eiseres informatie heeft achtergehouden die invloed heeft of kon hebben op haar recht, hoogte of betaling van haar uitkering.
6.2.
Het UWV heeft zich, onder verwijzing naar de motivering in het bestreden besluit, op het standpunt gesteld dat de waarschuwing terecht is opgelegd.
7.1.
Uit de wettekst van artikel 27, eerste lid, eerste volzin, van de Wet WIA volgt dat op de verzekerde de verplichting rust informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering te melden. Daarbij is uitdrukkelijk bepaald dat die verplichting geldt voor informatie waarvan het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die informatie relevant is. Vast staat dat (zoals het UWV na onderzoek ook heeft geconcludeerd) de inschrijving van eiseres bij de KvK als bestuurder van een besloten vennootschap in dit geval niet van invloed is op het recht, de hoogte of betaling van haar uitkering, omdat het gaat om een spaar B.V. en eiseres geen inkomsten uit de vennootschap krijgt of werkzaamheden voor de vennootschap verricht. Daar komt bij dat eiseres onbestreden heeft gesteld dat op de website van het UWV niet was vermeld dat een enkele inschrijving bij de KvK valt onder de informatieplicht, maar dat uit de genoemde voorbeelden kon worden opgemaakt dat een inschrijving moet worden gemeld wanneer daar inkomsten, loon of vergoedingen uit voortvloeien. Gelet op dit alles kan niet worden geoordeeld dat voor eiseres redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij de inschrijving als bestuurder van de spaar B.V. bij het UWV had moeten melden.
7.2.
Het UWV heeft nog verwezen naar vaste jurisprudentie van de CRvB waarin is overwogen dat uit een inschrijving bij de KvK moet worden afgeleid dat de betrokkene het oogmerk heeft zich als zelfstandige te vestigen, als zodanig werkzaam te zijn en daarmee inkomsten te verwerven en dat een dergelijke inschrijving daarom onder de informatieplicht valt [1] . Maar deze vaste jurisprudentie gaat over situaties waarin iemand inderdaad werkzaamheden verricht of wil gaan verrichten en is daarom niet van toepassing op de situatie van eiseres, waarin sprake is van een inschrijving als bestuurder van een spaar B.V. waaruit geen gevolgen voor inkomen of werk voortvloeien.
7.3.
De rechtbank begrijpt dat het UWV benadrukt dat alle informatie die relevant kan zijn moet worden gemeld en dat het UWV – doordat het van wijzigingen op de hoogte wordt gesteld – in de gelegenheid wordt gesteld te kunnen beoordelen of die wijzigingen gevolgen hebben voor het recht, de hoogte of de betaling van de uitkering. Voor de vraag of eiseres de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden is echter niet het belang van het UWV bij het verkrijgen van de informatie doorslaggevend, maar de vraag of aan eiseres redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij de informatie moest melden. Dit geldt temeer nu het schenden van de informatieplicht volgens de wet in beginsel leidt tot het opleggen van een sanctie.
7.4.
De beroepsgrond van eiseres slaagt en het standpunt van het UWV wordt verworpen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing aangezien het UWV nu nog maar één rechtens juiste beslissing kan nemen. De rechtbank bepaalt dat de opgelegde waarschuwing komt te vervallen.
10.1
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen.
10.2.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 augustus 2021;
- herroept het besluit van 27 mei 2021;
- bepaalt dat de opgelegde waarschuwing komt te vervallen en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten