ECLI:NL:RBROT:2022:4750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/10/638291 / KG ZA 22-382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over eigendomsoverdracht en hypothecaire lening tussen ex-partners

In deze zaak, die op 15 juni 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B. Brouwer, dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. Alderlieste, zou meewerken aan de eigendomsoverdracht of verkoop van de woning die zij samen bezitten. Eiser en gedaagde hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te Rotterdam. Na de beëindiging van hun relatie heeft gedaagde in de woning verbleven en heeft eiser, ondanks zijn vertrek, de helft van de hypotheeklasten blijven betalen. Eiser heeft gedaagde verzocht om medewerking aan de eigendomsoverdracht, maar deze medewerking bleef uit, wat leidde tot de kort geding procedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor eiser, aangezien hij niet langer hoofdelijk verbonden wil zijn aan de hypothecaire lening. De rechter oordeelde dat de vorderingen van eiser, gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, gegrond zijn. De rechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht of verkoop van de woning. Indien gedaagde niet meewerkt, treedt het vonnis in de plaats van de noodzakelijke wilsverklaring van gedaagde. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot compensatie van de achterstanden van de hypothecaire lening aan eiser. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638291 / KG ZA 22-382
Vonnis in kort geding van 15 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.B. Brouwer te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.A. Alderlieste te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2022 met producties 1 tot en met 8;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 1 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn op 1 februari 2019 een samenlevingsovereenkomst aangegaan. Zij hebben samen een zoon, [naam minderjarige] geboren op [geboortedatum minderjarige] . De relatie tussen partijen is beëindigd.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning).
2.3.
De financiering van de woning is geregeld met een hypothecaire geldlening van
€ 190.873,- afgesloten op 1 februari 2019. Partijen zijn hoofdelijk verbonden.
2.4.
Na de beëindiging van de relatie is [gedaagde] samen met het kind in de woning blijven wonen. Zij heeft aan [eiser] te kennen gegeven de volledige eigendom van de woning te willen verkrijgen en de hypothecaire geldlening te willen overnemen, zodat [eiser] daaraan niet langer hoofdelijk is verbonden. [eiser] heeft daarmee ingestemd.
2.5.
Ondanks zijn vertrek uit de woning is [eiser] de helft van de maandelijkse hypotheeklasten blijven betalen door storting van het bedrag op de gezamenlijke rekening van partijen, waarmee de maandtermijnen van de hypothecaire geldlening zouden worden voldaan. Door ontvangst van een brief van 21 oktober 2021 van de bank die de hypothecaire geldlening aan partijen heeft verstrekt, is [eiser] ervan op de hoogte geraakt dat drie maandtermijnen onbetaald zijn gebleven. [eiser] heeft vervolgens een betalingsregeling getroffen met de bank.
2.6.
[eiser] heeft op 1 december 2021 [gedaagde] gedagvaard in kort geding teneinde haar te bewegen mee te werken aan de eigendomsoverdracht danwel de verkoop van de woning en de ontstane betalingsachterstanden te compenseren. Die procedure is niet doorgezet, omdat in de tussentijd een notaris is benaderd om de overdracht van de woning en de verdeling tussen partijen te realiseren. [gedaagde] heeft toegezegd hieraan medewerking te verlenen.
2.7.
Nadien heeft de advocaat van [eiser] meermaals contact opgenomen met de advocaat van [gedaagde] om [gedaagde] te bewegen de noodzakelijke gegevens aan te leveren bij de notaris, bij gebreke waarvan een nieuwe kort geding procedure is aangezegd.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen één week na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht danwel de verkoop van voornoemde woning, en te bepalen dat bij gebreke van die medewerking het vonnis de voor de verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van [gedaagde] zal vervangen;
II. [gedaagde] te veroordelen tot medewerking de door haar toedoen ontstane achterstanden van de hypothecaire lening te compenseren aan [eiser] ;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

juridisch kader

4.1.
De vorderingen van [eiser] zijn klaarblijkelijk gebaseerd op de artikelen 3:185 lid 1 BW, 3:296 lid 1 BW en 3:300 lid 1 BW.
4.2.
Artikel 3:296 lid 1 BW bepaalt dat hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten - in dit geval: overgaan tot verdeling van de woning - daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, wordt veroordeeld, tenzij uit de wet, uit de aard van de verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt.
4.3.
Artikel 3:185 lid 1 BW bepaalt dat de rechter desgevorderd de wijze van verdeling van een gemeenschappelijk goed gelast of zelf de verdeling vaststelt, in het geval de deelgenoten het niet eens kunnen worden over de wijze van verdeling van het goed. Uit het tweede lid van dit artikel blijkt dat een goed kan worden verdeeld door a) toedeling van een
gedeelte van het goed aan elke deelgenoot, b) overbedeling van een of meer deelgenoten tegen vergoeding van de overwaarde van het goed, c) verdeling van de netto-opbrengst van het goed of een gedeelte daarvan, nadat dit op een door de rechter bepaalde wijze is verkocht. Het verdelen van een goed is voorbehouden aan de bodemrechter. Vooruitlopend op de verdeling van een goed door middel van verkoop daarvan aan een derde (sub c), kan de voorzieningenrechter een voorziening treffen die strekt tot het verlenen van medewerking aan verkoop van dat goed. Daarbij kan hij - voor het geval de gedaagde partij ondanks de veroordeling daartoe geen medewerking verleent - op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een akte waaruit de wilsverklaring van de gedaagde partij moet blijken. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380.
4.4.
Bij de beoordeling van een vordering tot het treffen van een voorziening moet de voorzieningenrechter zich - bij wijze van uitgangspunt - richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure (HR 21 april 1995, NJ 1996, 462, r.o. 3.4).
4.5.
Het treffen van een voorziening is alleen mogelijk als sprake is van een spoedeisende zaak en het belang van eiser bij de gevorderde voorziening zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij afwijzing van de vordering (artikel 254 Rv).
de vordering onder I
4.6.
Deze op de artikelen 3:296 lid 1 BW en 3:185 lid 1 BW gestoelde vordering strekt tot het verlenen van medewerking aan eigendomsoverdracht danwel verkoop van de woning.
4.7.
De vraag die moet worden beantwoord, is of met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat eigendomsoverdracht van de woning aan [gedaagde] (artikel 3:185 lid 1 onder b BW) of verkoop van de woning aan een derde en verdeling van de netto-opbrengst (artikel 3:185 lid 1 onder c BW) de wijze is waarop de woning moet worden verdeeld. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend, nu partijen het erover eens zijn dat de woning op deze wijze moet worden verdeeld.
4.8.
Uit het gestelde door [eiser] en de reactie daarop ter zitting blijkt dat partijen het erover eens zijn dat de gezamenlijke eigendom van de woning dient te worden beëindigd, in ieder geval in die zin dat [eiser] daarin geen deelgenoot meer zal zijn. De voorkeur gaat ernaar uit te bewerkstelligen dat de woning wordt toegedeeld aan [gedaagde] en dat zij de hypothecaire geldlening geheel op haar neemt, zodat [eiser] niet langer hoofdelijk verbonden zal zijn tot nakoming van de verbintenissen uit hoofde van die lening.
4.9.
Na het eerder aangekondigde kort geding in december 2021 is een notaris ingeschakeld om toedeling van de woning aan [gedaagde] in orde te maken. Onbetwist is gesteld dat de notaris kort nadien al een concept akte van verdeling heeft opgesteld die door partijen is goedgekeurd. Daarna is het proces van toedeling echter gestokt, want gewacht wordt op goedkeuring door de bank. Onweersproken is dat [gedaagde] hetgeen nodig is aan gegevens en bescheiden niet aangeleverd heeft bij de notaris, ook niet na hierover herhaaldelijk te zijn aangeschreven door [eiser] .
4.10.
Dat [eiser] een zwaarwegend belang heeft bij verkoop van de woning en dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht, is door [gedaagde] niet betwist. [eiser] stelt onweersproken dat hij zijn deel van de maandtermijnen van de hypothecaire geldlening steeds aan [gedaagde] heeft betaald terwijl [gedaagde] meermaals maandtermijnen van de hypothecaire geldlening onbetaald heeft gelaten. Als gevolg van de onder 4.9 genoemde gang van zaken stelt [eiser] langer dan door hem gewenst te blijven verkeren in een situatie van feitelijke onverdeeldheid van de woning. Het spoedeisend belang bij de vordering is daarmee gegeven.
4.11.
Gezien het tijdsverloop is er voldoende gelegenheid geweest voor [gedaagde] om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vraag of de bank al dan niet bereid is om de hypothecaire geldlening aan te passen in die zin dat de lening wordt voortgezet met [gedaagde] en dat [eiser] er niet langer aan verbonden is. Die duidelijkheid is niet verkregen, althans niet aan [eiser] verstrekt. Ook bij de mondelinge behandeling is, mede bij gebreke van stukken dienaangaande, ongewis gebleven of [gedaagde] in staat is om de financiering van de woning rond te krijgen. Dat laatste lijkt niet het geval ervan uitgaande dat de woning thans een waarde heeft van rond de € 280.000,- en [gedaagde] volgens haar advocaat een bruto jaarinkomen heeft van ongeveer € 27.500,-, terwijl gesteld noch gebleken is dat zij andere middelen en/of hulp van derden heeft. De omstandigheid dat reeds sprake is geweest van het niet betalen van maandtermijnen, ondanks dat [eiser] zijn bijdrage levert, draagt bij aan het beeld dat [gedaagde] de financiering niet rond krijgt. Tegelijkertijd onderneemt [gedaagde] ook geen stappen om de woning te verkopen.
4.12.
Onder de gegeven omstandigheden wegen de belangen van [eiser] bij toewijzing van de vordering zwaarder dan die van [gedaagde] bij afwijzing daarvan, mede omdat [gedaagde] naar het zich laat aanzien onvoldoende medewerking verleent ten aanzien van de toedeling aan haar of de verkoop van de woning, terwijl de affectieve relatie tussen partijen inmiddels een jaar geleden verbroken is. Daarom wordt het gevorderde toegewezen op de wijze zoals hieronder vermeld.
de vordering onder II
4.13.
Het gevorderde onder II wordt als onweersproken toegewezen.
4.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de eigendomsoverdracht danwel de verkoop van voornoemde woning;
5.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] die medewerking niet verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de voor verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [gedaagde] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot medewerking de door haar toedoen ontstane achterstanden van de hypothecaire lening te compenseren aan [eiser] ;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
533/1573