Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 29 maart 2022, met producties;
- het verweerschrift en bericht van afwezigheid, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werkneemster en haar werkgever. De werkneemster, die per 12 december 2019 in dienst was getreden als serveerster en gastvrouw, vorderde na het einde van haar arbeidsovereenkomst een transitievergoeding, achterstallig loon bij ziekte en uitbetaling van niet-genoten vakantie-uren. De werkgever had de arbeidsovereenkomst niet verlengd en de werkneemster was per 31 december 2021 uit dienst gegaan, terwijl zij zich op 29 maart 2021 ziek had gemeld. De werkneemster stelde dat zij recht had op een transitievergoeding van € 1.389,67, achterstallig loon van € 646,85 en een bedrag van € 3.005,75 voor niet-genoten vakantie-uren.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ten onrechte de transitievergoeding niet had betaald, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkneemster. De werkgever had ook erkend dat de werkneemster recht had op 95% van haar loon tijdens ziekte, maar had slechts 90% doorbetaald. De kantonrechter veroordeelde de werkgever om het achterstallige loon te betalen, evenals de gevorderde bedragen voor de niet-genoten vakantie-uren en de wettelijke verhogingen. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de rechten van werknemers met betrekking tot transitievergoedingen en de verplichtingen van werkgevers bij ziekte en uitbetaling van vakantie-uren. De kantonrechter heeft de werkgever ook verplicht om een schriftelijke bruto/netto salarisspecificatie te verstrekken aan de werkneemster, waarin de vergoedingen zijn verwerkt.