ECLI:NL:RBROT:2022:4904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/4882
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de motivering van het UWV in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die als verkoper binnendienst werkte, had zich op 10 december 2018 ziekgemeld vanwege schouderklachten. Het UWV had haar een WIA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 52,73%, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 59,72% op basis van een gewijzigde functionele mogelijkhedenlijst (FML). Eiseres was het niet eens met de vastgestelde beperkingen en de conclusie van het UWV dat zij voor 59,72% arbeidsongeschikt was. Ze betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank benadrukte dat deze rapporten aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, zoals zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiseres had de mogelijkheid om aan te tonen dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden, maar de rechtbank vond dat het UWV voldoende had gemotiveerd waarom een spreekuurcontact in de bezwaarfase niet nodig was. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van het UWV voldoende was onderbouwd en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 59,72% terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, maar het UWV werd opgedragen het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. W. Smith).

Procesverloop

Met het besluit van 19 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 52,73%.
Met het besluit van 9 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Aan de FML van 17 november 2020 is toegevoegd dat eiseres meer beperkingen heeft op het gebied van statische houdingen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 59,72%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 2 juni 2022. Eiseres was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verkoper binnendienst. Zij heeft zich op 10 december 2018 wegens schouderklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 7 december 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 47,27% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 52,73%.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Het bezwaar van eiseres is gegrond verklaard in het bestreden besluit. Aan de FML van
17 november 2020 is toegevoegd dat eiseres meer beperkingen heeft op het gebied van statische houdingen. Vanwege de gewijzigde belastbaarheid van eiseres zijn enkele van de geduide functies niet meer geschikt geacht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft wel andere functies kunnen duiden. De resterende verdiencapaciteit is lager geworden. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 59,72%.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij vindt dat er te weinig medische beperkingen zijn aangenomen. Eiseres begrijpt niet dat er in de Sociaal-medische beoordeling staat dat zij 4 uur per dag een toetsenbord en/of muis kan gebruiken. Eiseres geeft aan het geen uur vol te houden achter een toetsenbord. Eiseres geeft verder aan dat haar dagelijkse routine al een uitdaging is vanwege haar medische klachten. Als voorbeeld benoemt zij dat haar partner haar in de ochtend moet aankleden om haar armen te sparen. Eiseres is daarnaast van mening dat er ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen in de FML. Eiseres voert verder aan dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren met haar beperkingen. Ook stelt zij dat de geduide functies erg veel overeenkomsten hebben met haar oude functie (welke ze niet meer kan uitvoeren vanwege haar beperkingen). Zij krijgt hierdoor het gevoel dat zij weer dezelfde baan moet zoeken. Eiseres is van mening dat de geduide functies in strijd zijn met de conclusie van het arbeidsdeskundig rapport en met haar beperkingen zoals beschreven in onderdeel 3.2 van het arbeidsdeskundig rapport.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 59,72% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
7 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres via een telefonisch spreekuur onderzocht. [1] Hij heeft beschreven dat eiseres een frozen shoulder aan haar rechterschouder heeft en artrose aan haar linkerschouder.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 2 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan de FML van 17 november 2020 toegevoegd dat eiseres meer beperkingen heeft op het gebied van statische houdingen.
10. Eiseres voert in beroep aan dat zij het oneens is met de gestelde beperkingen en dat zij zich afvraagt waarop deze zijn gebaseerd. Door de rechtbank wordt dit zo begrepen dat zij de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek betwist. Uit de beroepsgronden van eiseres blijkt dat zij met name van mening is dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen voor haar fysieke klachten.
11. In rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] is vastgesteld dat als de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
12. In dit geval heeft in de primaire fase een telefonisch spreekuurcontact plaatsgevonden tussen een verzekeringsarts en eiseres. Op de zitting heeft de gemachtigde van het UWV laten weten dat dit telefonisch contact niet kan worden aangemerkt als een spreekuurcontact. De rechtbank deelt deze mening en is van oordeel dat van een spreekuurcontact met een medisch onderzoek in de primaire fase dus geen sprake is geweest. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep alleen dossieronderzoek verricht. In zo’n geval moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus motiveren waarom een spreekuurcontact in bezwaar geen toegevoegde waarde heeft.
13. Die motivering heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in beroep gegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapportage van 20 april 2022 aan dat hij de volledige beschikking had over het medische dossier van eiseres van de orthopedische kliniek Bergman Clinics. Volgens hem is de aard en ernst van de schouderproblematiek van eiseres hierin gedetailleerd beschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat persoonlijk contact met eiseres niet nodig was omdat gelet op het dossier van de Bergman Clinics de medische situatie van eiseres voor hem duidelijk was. Daarnaast stelt hij dat de bestudering van de dossierstukken niet heeft geleid tot aanvullende vragen of onduidelijkheden. De rechtbank is van oordeel dat dit een voldoende motivering is voor het afzien van een spreekuurcontact in de bezwaarfase. Het medisch dossier van Bergman Clinics bevat inderdaad uitgebreide informatie over de schouderproblematiek van eiseres en ziet op de datum in geding. Pas met de motivering die in beroep is gegeven is het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd. Het gebrek dat kleeft aan het bestreden besluit zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd omdat aannemelijk is dat eiseres daardoor niet is benadeeld.
14
.In beroep heeft eiseres een rapportage van haar orthopeed van 26 januari 2022 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van
21 februari 2022 hierover gesteld dat dit geen ander beeld geeft van de aanwezige pathologie en het functioneren van eiseres op de datum in geding.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
16. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres een frozen shoulder aan haar rechterschouder heeft en artrose aan haar linkerschouder. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 augustus 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Het komt er op neer dat er ook ten aanzien van de linkerschouder van eiseres beperkingen moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan de FML van 17 november 2020 toegevoegd dat eiseres meer beperkingen heeft op het gebied van statische houdingen.
18. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres ongeveer 4 uur per dag met een toetsenbord en /of muis kan werken. Eiseres voert aan dat zij minder lang met een toetsenbord en muis kan werken; zij houdt het nog geen uur vol. Zij verwijst hiervoor naar de rapportage van haar orthopeed van 26 januari 2022.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van
21 februari 2022 over de informatie van de orthopeed gesteld dat dit geen ander beeld geeft van de aanwezige pathologie en het functioneren van eiseres op de datum in geding. Hij geeft aan dat uit de rapportage van de orthopeed van 26 januari 2022 blijkt dat eiseres klachten heeft aan haar rechterschouder na een operatie in 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat dit in de bezwaarfase al bekend was en dat op basis van deze klachten beperkingen zijn aangenomen in de FML.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 7 december 2020.
21. Eiseres voert verder aan dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 2 augustus 2021 gesteld dat hij op grond van de pathologie geen aanleiding ziet om een urenbeperking aan te nemen. Volgens hem wordt er niet voldaan aan de criteria van de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er geen sprake is van een onderliggende zéér ernstige somatische of psychische aandoening die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt. Ook voldoet eiseres volgens hem niet aan de in de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ genoemde behandel- of preventieve aspecten. Ook op dit onderdeel geldt dat dat wat eiseres ervaart aan mogelijkheden en beperkingen niet overeenkomt met dat wat medisch objectief kan worden onderbouwd. Dat een urenbeperking medisch objectief gezien nodig is, blijkt niet uit de stukken die eiseres in beroep heeft verstrekt.
De arbeidskundige beoordeling
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (315120) Receptionist;
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- (315174) Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound).
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 3 augustus 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
24. Eiseres voert aan dat de geduide functies erg veel overeenkomsten hebben met haar oude functie (welke ze niet meer kan uitvoeren vanwege haar beperkingen). Zij krijgt hierdoor het gevoel dat zij weer dezelfde baan moet zoeken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geeft aan dat de ongeschiktheid van de maatgevende arbeid is gebaseerd op de overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op het gebied van werken met een toetsenbord en /of muis. De maatgevende arbeid vereist namelijk ten minste 6 uur per dag toetsenbord en /of muis gebruik. Omdat de verzekeringsarts in de FML werken met een toetsenbord en /of muis beperkt mogelijk heeft geacht, namelijk voor ongeveer 4 uur per dag, is de maatgevende arbeid niet geschikt. De arbeidskundige bezwaar en beroep stelt in zijn rapport van 30 september 2021 dat de geduide functies niet hetzelfde zijn als de maatgevende arbeid omdat er een verschil zit in het aantal uur per dag werken met een toetsenbord en /of muis.
25. Daarnaast voert eiseres aan dat de geduide functies in strijd zijn met de conclusie van het arbeidsdeskundig rapport en met haar beperkingen zoals beschreven in onderdeel 3.2 van het arbeidsdeskundig rapport. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt in zijn rapport van 30 september 2021 dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres en wijst daarbij op de onderbouwing die daarvoor gegeven is in het arbeidsdeskundig rapport van
3 augustus 2021. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op
7 december 2020 met de middelste van de geduide functies 40,28% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verkoper binnendienst, zodat eiseres voor de overige 59,72% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

27. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 7 december 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 59,72%.
28. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Gelet op de toepassing van artikel 6:22 Awb ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. Voor een vergoeding van de gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding nu in dit geval geen kosten zijn gemaakt die daarvoor in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juni 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vanwege de coronamaatregelen vond er een telefonisch spreekuurcontact plaats.
2.CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.