In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2022, zaaknummer ROT 22/763, heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres stelt slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar ex-partner in de periode van 2016 tot en met 2020. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft haar aanvraag echter afgewezen, omdat eiseres niet met objectieve gegevens heeft aangetoond dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
De rechtbank heeft op 15 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, mr. P. van Baaren, aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. J.C.M. van der Weerd. Tijdens de zitting is ook een getuige, de moeder van eiseres, gehoord. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende objectieve aanwijzingen heeft geleverd om haar claim te onderbouwen. De verklaringen van familieleden en vrienden zijn niet als objectief beschouwd, en de door eiseres ingediende bewijsstukken, zoals tekstberichten en foto's van verwondingen, zijn niet voldoende om de aannemelijkheid van het huiselijk geweld vast te stellen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op een uitkering uit het fonds. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding voor haar proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.