1.2Bij brief van 15 februari 2020 heeft verweerder eisers bericht dat hij voornemens is hun een boete op te leggen. Bij brief van 25 februari 2020 hebben eisers hun zienswijze op het boetevoornemen kenbaar gemaakt.
2. Aan het bestreden besluit legt verweerder ten grondslag dat eisers de woning in gebruik hebben gegeven zonder dat de bewoners voor die woning over een huisvestingsvergunning beschikken. Eisers hebben hiermee artikel 8, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 (Hw) en artikel 2.2, tweede lid, van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019 (Huisvestingsverordening) overtreden.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder niet bevoegd was over te gaan tot het opleggen van een boete omdat de Huisvestingsverordening onverbindend is. Er is namelijk niet voldaan aan de voorwaarde in de Huisvestingswet dat sprake is van schaarste aan woonruimte. Subsidiair voeren eisers aan dat zij niet, dan wel verminderd, verwijtbaar hebben gehandeld. [naam] woont sinds januari 2020 in de woning en niet sinds juli 2019, zoals tijdens de inspectie in het rapport is genoteerd. Eisers hadden niet kunnen weten dat een huurder voorafgaand aan het in gebruik geven van de woning in het bezit moest zijn van een huisvestingsvergunning. Zij wijzen in dit verband op de omstandigheid dat de aanvraag om een huisvestingsvergunning volgens de website van de gemeente Rotterdam gelijktijdig met de verhuisaangifte kan worden gedaan. Eisers hebben altijd de intentie gehad alles volgens de regels te doen. Op het moment van de inspectie op 20 januari 2020 had [naam] al een afspraak gepland voor de aanvraag van de huisvestingsvergunning voor 22 januari 2020. De huisvestingsvergunning is kort daarna ook daadwerkelijk verleend. Eisers hebben vanaf de aanvang van de verhuur steeds navraag gedaan bij [naam] over de aanvraag van de huisvestingsvergunning en hebben hem steeds gewezen op de verplichting om alle benodigde documenten op orde te hebben voordat de woning verhuurd zou worden. Zij hebben er dan ook alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat zij zouden voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
4. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Hw, maakt de gemeenteraad van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
Artikel 7, eerste lid, van de Hw bepaalt dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven indien daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
Artikel 8, tweede lid, van de Hw bepaalt dat het verboden is om woonruimte die is aangewezen krachtens artikel 7 voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Artikel 2.2, eerste lid, van de Huisvestingsverordening bepaalt dat het verboden is een te huur aangeboden zelfstandige of onzelfstandige woonruimte met een huurprijs onder de huurprijsgrens zonder een huisvestingsvergunning in gebruik te nemen voor bewoning.
Artikel 2.2, tweede lid, van de Huisvestingsverordening bepaalt dat het verboden is de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte.
Volgens bijlage 4, tabel 1, van de Huisvestingsverordening wordt voor een eerste overtreding van artikel 2.2, tweede lid, zonder bedrijfsmatige exploitatie een boete van € 2.000,- opgelegd.
Artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.