ECLI:NL:RBROT:2022:5599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
C/10/631388 / HA ZA 22-4
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige binnenhavengelden door Havenbedrijf Rotterdam

In deze zaak vorderde Havenbedrijf Rotterdam betaling van achterstallige binnenhavengelden van Van de Graaf & Meeusen Rivertransport B.V. en Green & Moving B.V. De rechtbank oordeelde dat het beroep van Van de Graaf & Meeusen op verrekening met schade door ongerechtvaardigde verrijking niet slaagde. De rechtbank stelde vast dat de verrijking niet onrechtmatig was, omdat deze voortvloeide uit een rechtshandeling, namelijk de algemene voorwaarden van het Havenbedrijf. De rechtbank wees erop dat de algemene voorwaarden om de drie jaar rechtsgeldig tot stand komen na onderhandelingen met betrokken partijen, en dat Van de Graaf & Meeusen niet had deelgenomen aan de klankbordgroep die was opgericht om de tarieven te vernieuwen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Havenbedrijf Rotterdam toewijsbaar waren, en wees de vorderingen in reconventie van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving af. De rechtbank veroordeelde Van de Graaf & Meeusen tot betaling van € 50.230,69 en Green & Moving tot betaling van € 634,80, beide te vermeerderen met wettelijke handelsrente. Tevens werden invorderingskosten toegewezen en werden de proceskosten aan de zijde van Havenbedrijf Rotterdam begroot op € 5.195,97.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/631388 / HA ZA 22-4
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
HAVENBEDRIJF ROTTERDAM N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.H.P. Claassen te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DE GRAAF & MEEUSEN RIVERTRANSPORT B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREEN & MOVING B.V.,
beide gevestigd te Ridderkerk,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R.A. Klaassen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Havenbedrijf Rotterdam, Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 december 2021 met producties 1 tot en met 10
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie tevens verzoek tot het bevelen van een deskundigenbericht (ex artikel 194 Rv.) met producties 1 tot en met 12
  • de brieven van 2 maart 2022 waarin de rechtbank partijen oproept voor een mondelinge behandeling
  • de zittingsagenda van 22 april 2022
  • de akte vermindering en vermeerdering van eis alsmede overlegging nadere producties van Havenbedrijf Rotterdam met producties 13 en 14 (er zijn geen producties 11 en 12)
  • de brief van 10 mei 2022 van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving naar
  • de brief van 20 mei 2022 van Havenbedrijf Rotterdam met de (deels) uitgeschreven gewijzigde eis
  • de spreekaantekeningen van Havenbedrijf Rotterdam (met daarin ook een reactie op de eis in reconventie)
  • de pleitnota van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving
  • de mondelinge behandeling van 24 mei 2022
  • de brief van Havenbedrijf Rotterdam van 1 juni 2022 met het bericht dat partijen geen regeling hebben getroffen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Havenbedrijf Rotterdam is beheerder van het Rotterdamse havengebied en faciliteert partijen die zich bezighouden met laad-, los- en overslagactiviteiten voor zee- en binnenvaart.
2.2.
Van de Graaf & Meeusen is een transportbedrijf, gespecialiseerd in het transport van massabulkgoederen over het binnenwater. Haar vloot bestaat uit duwboten en duwbakken. Van de Graaf & Meeusen is eigenaar van de duwbakken. Het eigendom van de duwboten is sinds 1 februari 2020 ondergebracht bij Green & Moving.
2.3.
Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving maken met hun duwboten en duwbakken gebruik van het binnenhavengebied van Havenbedrijf Rotterdam.
2.4.
Op het gebruik van het binnenhavengebied zijn de Algemene Voorwaarden inclusief haventarieven (hierna: AV) Havenbedrijf Rotterdam van toepassing. Relevante artikelen uit de AV en uit bijlage 1 bij de AV zijn:
Artikel 21 Verschuldigdheid van binnenhavengeld
21.1
Indien Cliënt met een Binnenschip, Passagiersschip, Sleepboot, Vissersschip, Baggerschip of ander Vaartuig gebruik maakt van het Binnenhavengebied, dan wel in dat verband andere diensten van HbR NV afneemt, is hij aan HbR NV binnenhavengeld verschuldigd.
21.2
Cliënt is het binnenhavengeld verschuldigd bij aanvang van het gebruik van de ligplaatsfaciliteiten of andere faciliteiten van het Binnenhavengebied of van de dienstverlening in dat verband door HbR NV. De dag waarop het gebruik aanvangt geldt als een volledige dag.
Artikel 23 Opgave van gegevens
Binnen 18 kalenderdagen na aanvang van het verblijf van het schip, bedoeld in artikel 21.1, in het Binnenhavengebied moet Cliënt elektronisch opgave doen aan HbR NV van alle gegevens die van belang zijn voor de vaststelling van het verschuldigde binnenhavengeld. De elektronische opgave moet worden gedaan via de door HbR daartoe opengestelde webportal. Als Cliënt beschikt over een kwartaal- of jaarabonnement voor het binnenhavengeld, dan moet de opgave zijn gedaan vóór aanvang van het verblijf.
Artikel 24 Geen of onjuiste opgave
24.1
Als Cliënt heeft nagelaten opgave te doen zoals voorgeschreven in artikel 23.1, wordt het binnenhavengeld berekend met toepassing van het tarief dat tot het hoogste te betalen bedrag leidt. In dat geval is Cliënt over dat bedrag ook een toeslag verschuldigd van 25%, met een minimum van € 25.
Artikel 26 Facturering en betaling
26.1
Cliënt is verplicht het aan HbR NV verschuldigde binnenhavengeld te betalen na ontvangst van de factuur en wel binnen 30 kalenderdagen na factuurdatum. Betaling vindt plaats door overboeking van het op de factuur vermelde totaalbedrag naar de bankrekening van HbR NV. die op de factuur wordt vermeld. Betaling kan ook plaatsvinden door middel van een automatische incasso. Het verschuldigde bedrag wordt in dat geval afgeschreven binnen 30 kalenderdagen na de factuurdatum. Jaarabonnementen kunnen naar keuze van Cliënt ook via automatische incasso in 6 termijnen worden betaald.
26.2
Indien Cliënt niet of niet tijdig opgave heeft gedaan, geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 26.1 een betalingstermijn van 7 kalenderdagen na factuurdatum.
Artikel 27 Kosten en rente
Als Cliënt niet binnen de in artikel 26.1 of artikel 26.2 bedoelde termijn betaalt, is hij van rechtswege in verzuim en heeft HbR NV het recht om over het gehele verschuldigde bedrag de rente ex artikel 6:119a BW van de vervaldag af in rekening te brengen. Alle (buiten-) gerechtelijke kosten door HbR NV gemaakt met betrekking tot de invordering van het door Cliënt verschuldigde en niet tijdig betaalde, zijn voor rekening van Cliënt. Voornoemde kosten worden vastgesteld op 15% van het in te vorderen bedrag, tenzij HbR NV aantoont dat de door haar gemaakte kosten hoger zijn.
Bijlage 1: Haventarieven
(...)
§ 4.1 Basis tarief
Het binnenhavengeld wordt per scheepstype berekend aan de hand van de tarieven uit de onderstaande tabel vermenigvuldigd met de voor dat scheepstype toepasselijke eenheid (a of b).
(...)
§ 4.2 Opslagen & Kortingen
(...)
Schepen zonder motoren/duwbakken n.v.t.
2.5.
Havenbedrijf Rotterdam heeft voor de binnenhavengelden (signalerings) facturen gestuurd aan Van de Graaf & Meeusen. Van de Graaf & Meeusen heeft deze facturen (deels) onbetaald gelaten.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Havenbedrijf Rotterdam vordert na wijziging van eis – samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Van de Graaf & Meeusen te veroordelen tot betaling aan Havenbedrijf Rotterdam van een bedrag van € 50.230,69 aan (achterstallige) binnenhavengelden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen tot 9 mei 2022, derhalve voor een bedrag van € 340,56, althans tot een door uw rechtbank te bepalen bedrag aan wettelijke handelsrente;
Green & Moving te veroordelen tot betaling aan Havenbedrijf Rotterdam van een bedrag van € 634,80 aan (achterstallige) binnenhavengelden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen, derhalve voor een bedrag van € 44,22, althans tot een door uw rechtbank te bepalen bedrag aan wettelijke handelsrente en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
Van de Graaf & Meeusen te veroordelen tot betaling aan Havenbedrijf Rotterdam van de invorderingskosten op grond van artikel 27 AV vastgesteld op € 5.695,63, althans tot een door uw rechtbank te bepalen bedrag;
Green & Moving te veroordelen tot betaling aan Havenbedrijf Rotterdam van de invorderingskosten op grond van artikel 27 AV vastgesteld op € 95,22, althans tot een door uw rechtbank te bepalen bedrag;
met veroordeling van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving in de (na)kosten van deze procedure te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van ditvonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis.
Havenbedrijf Rotterdam legt daaraan nakoming (betaling van facturen en van invorderingskosten op grond van de AV) ten grondslag.
3.2.
Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Havenbedrijf Rotterdam in de kosten van de procedure. Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving doen een beroep op verrekening.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving vorderen samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat Havenbedrijf Rotterdam ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving;
  • Havenbedrijf Rotterdam te veroordelen om aan Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving te betalen c.q. te vergoeden, de schade tot het bedrag waarmee Havenbedrijf Rotterdam ten koste van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving is verrijkt, nader op te maken bij staat;
  • te bevelen dat er één of meerdere deskundigen worden benoemd om te rapporteren ten aanzien van de tarieven van het binnenhavengeld voor duwbakken in de haven van Rotterdam;
met veroordeling van Havenbedrijf Rotterdam in de kosten van de procedure.
3.5.
Volgens Havenbedrijf Rotterdam dient de vordering in reconventie te worden afgewezen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
In conventie zijn de vorderingen gewijzigd. Ter zitting heeft Havenbedrijf Rotterdam medegedeeld dat de vordering ten aanzien van Green & Moving (duwboten) ongewijzigd blijft, hoewel deze vordering niet terugkomt in de uitgeschreven wijziging van eis. Green & Moving heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt zodat de rechtbank daar van uit gaat.
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zijn eis te wijzigen zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen. De eiswijzigingen zijn dan ook tijdig gedaan. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake. De rechtbank zal bij de beoordeling uitgaan van de gewijzigde vorderingen zoals hierboven weergegeven onder 3.1.
4.2.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
4.3.
Havenbedrijf Rotterdam grondt haar vorderingen op nakoming. Tussen partijen is de verschuldigdheid van binnenhavengelden voor de duwboten en betreffende invorderingskosten (ii. en iv.) niet in geschil. Deze vorderingen zijn op grond van artikel 21, 24, 26 en 27 AV toewijsbaar, tenzij het beroep van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving op verrekening in conventie of de vordering in reconventie slaagt.
4.4.
Voor de gevorderde binnenhavengelden voor de duwbakken en de betreffende invorderingskosten (i. en iii.), geldt het volgende. Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving betwisten niet dat de AV van toepassing zijn en dat zij - net als andere klanten van Havenbedrijf Rotterdam - op grond van de AV binnenhavengeld verschuldigd zijn, zoals vastgelegd in bijlage 1 van de AV. Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving betwisten ook niet dat zij - net als andere klanten van Havenbedrijf Rotterdam - ingevolge artikel 24.1 jo artikel 26.1 AV gehouden zijn de facturen tijdig te voldoen. Ook deze vorderingen zijn op grond van artikel 21,24,26 en 27 AV toewijsbaar, tenzij het beroep van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving op verrekening in conventie of de vordering in reconventie slaagt.
4.5.
Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving doen een beroep op verrekening met de gestelde geleden schade uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. De verrijking bestaat er volgens Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving uit, dat Havenbedrijf Rotterdam jarenlang binnenhavengeld heeft berekend zonder rekening te houden met aan het Havenbedrijf Rotterdam bekende feiten en omstandigheden ten aanzien van duwbakken, die zouden hebben moeten leiden tot een aanzienlijk lager tarief voor binnenhavengeld. Havenbedrijf Rotterdam heeft de hoogte van het binnenhavengeld niet in alle evenredigheid bepaald, zoals dat bij zeeschepen gebeurt.
4.6.
Ingevolge artikel 6:212 BW is hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking is ongerechtvaardigd indien daarvoor geen redelijke grond aanwezig is. Niet ongerechtvaardigd is echter een verrijking die haar grondslag vindt in een rechtshandeling, zoals in het onderhavige geval. Aan de incassering van havengelden liggen immers de AV ten grondslag waarvan Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving de toepasselijkheid niet hebben betwist. Dit verweer gaat dan ook niet op.
4.7.
Ter zitting hebben Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving de grondslag van hun verweer in die zin aangevuld dat zij menen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij aan de tarieven voor het havengeld zijn gehouden. Ook dit verweer gaat niet op, gelet op de volgende omstandigheden die ter zitting als niet betwist zijn komen vast te staan.
De AV komen om de drie jaar rechtsgeldig tot stand na onderhandelingen van Havenbedrijf Rotterdam met onder andere Binnenvaart Logistiek Nederland (BLN ), die de belangen van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving behartigt, en het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB), nu samen Koninklijke Binnenvaart Nederland (KBN ), en Deltalinqs (de ondernemersvereniging van de haven- en industriële bedrijven in de haven van Rotterdam).
Havenbedrijf Rotterdam heeft samen met het BLN en KBN en de Algemeene Schippers Vereeniging (ASV) een klankbordgroep opgericht, omdat het systeem van het heffen van binnenhavengelden aan verandering onderhevig is en Havenbedrijf Rotterdam wil kijken naar mogelijkheden om te vernieuwen. In deze klankbordgroep worden gesprekken gevoerd over hoe de tarieven op de beste manier kunnen worden doorgerekend. Het gaat daarbij zowel over de IT als over de tariefstructuur. Inmiddels is een pilot afgerond die met de partijen die daar aan hebben deelgenomen (Van de Graaf & Meeusen heeft niet deelgenomen) wordt geëvalueerd. Per 1 januari 2023 zullen nieuwe algemene voorwaarden gaan gelden. Dit is met alle klanten van Havenbedrijf Rotterdam gecommuniceerd, ook met Van de Graaf & Meeusen en met BLN, waar Van de Graaf & Meeusen lid van is. Op de website van Havenbedrijf Rotterdam is vermeld wat er is gewijzigd voor de duwbakken, hoewel daar nog geen definitief ja tegen is gezegd. Tot die tijd geldt de huidige systematiek zoals neergelegd in de AV onverkort.
Tegen deze achtergrond heeft Van de Graaf & Meeusen onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die, indien zij vast zouden komen te staan, tot het oordeel zouden leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is voor Van de Graaf & Meeusen om zich, net als de andere klanten van Havenbedrijf Rotterdam, te houden aan de AV.
4.8.
Omdat geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking gaat het beroep van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving op verrekening niet op. Er is geen in rechte afdwingbare tegenvordering. Daarom worden de vorderingen in conventie toegewezen. De op ongerechtvaardigde verrijking gegronde vorderingen in reconventie worden afgewezen. Met veroordeling van Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
4.9.
De vordering tot bevel van het benoemen van één of meerdere deskundigen om te rapporteren ten aanzien van de tarieven van het binnenhavengeld voor duwbakken in de haven van Rotterdam zal, gelet op het hiervoor onder 4.7 en 4.8 geoordeelde, worden afgewezen.
4.10.
De in conventie gevorderde handelsrente over havengelden zal als op zichzelf niet betwist worden toegewezen.
De in conventie gevorderde handelsrente over de proceskosten zal worden afgewezen, omdat deze rente geldt bij “handelsovereenkomsten”, te weten de overeenkomsten om baat die één of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand zijn gekomen tussen één of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen. Proceskosten vallen daar niet onder. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten worden toegewezen.
4.11.
De kosten aan de zijde van Havenbedrijf Rotterdam worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 130,97
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 5.195,97
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
4.12.
De kosten aan de zijde van Havenbedrijf Rotterdam worden in reconventie begroot op € 281,50 aan salaris advocaat (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 563,00).

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Van de Graaf & Meeusen om aan Havenbedrijf Rotterdam te betalen een bedrag van € 50.230,69, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen tot 9 mei 2022, derhalve een bedrag van € 340,56,
5.2.
veroordeelt Green & Moving om aan Havenbedrijf Rotterdam te betalen een bedrag van € 634,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen, derhalve een bedrag van
€ 44,22, en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 21 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Van de Graaf & Meeusen om aan Havenbedrijf Rotterdam te betalen een bedrag van € 5.695,63,
5.4.
veroordeelt Green & Moving om aan Havenbedrijf Rotterdam te betalen een bedrag van € 95,22,
5.5.
veroordeelt Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving in de proceskosten, aan de zijde van Havenbedrijf Rotterdam tot op heden begroot op € 5.195,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Van de Graaf & Meeusen en Green & Moving in de proceskosten, aan de zijde van Havenbedrijf Rotterdam tot op heden begroot op € 281,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
615/1573