In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2022 een zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden aan een betrokkene die lijdt aan schizofrenie. De officier van justitie had op 23 juni 2022 een verzoek ingediend, waarbij verschillende medische documenten waren gevoegd, waaronder een verklaring van een psychiater. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2022 was de betrokkene aanwezig met haar advocaat, maar de officier van justitie was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat haar ontkenning van deze stoornis niet voldoende is om het oordeel van meerdere psychiaters te negeren. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Ondanks dat er geen lichamelijke verwaarlozing was, was er wel sprake van verwaarlozing op andere vlakken, en de betrokkene had hulp en bemoeienis van anderen afgehouden. De zoon van de betrokkene vervulde een dubbelrol als hulpverlener en zoon, wat te belastend werd. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging en legde de betrokkene de verplichting op om ambulante behandeling te accepteren. De machtiging geldt tot en met 8 januari 2023.