ECLI:NL:RBROT:2022:5906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
ROT 21/2590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die als productiemedewerker werkte, had zich op 6 september 2018 ziekgemeld na een bedrijfsongeval. Het UWV concludeerde dat eiser per 3 september 2020 voor 2,74% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat de medische keuringen telefonisch waren uitgevoerd en er onvoldoende aandacht was besteed aan zijn beperkingen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser niet arbeidsongeschikt genoeg was voor een WIA-uitkering. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om gemotiveerd aan te tonen waarom de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen niet aan de vereisten voldeden. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten aan de voorwaarden voldeden. Hoewel er een motiveringsgebrek was vastgesteld, was dit niet van invloed op de belangen van eiser, aangezien hij de gelegenheid had gehad om op het aanvullende onderzoek te reageren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-, evenals het griffierecht van € 49,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2590

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 9 september 2020 heeft het UWV aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 3 september 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 30 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) instemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als productiemedewerker. Hij heeft zich op 6 september 2018 als gevolg van een bedrijfsongeval ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft met eiser gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 3 september 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser in deze functies gemiddeld 97,25% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft extra beperkingen in de FML opgenomen voor de psychische beperkingen van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn herbeoordeling gebaseerd op de nieuwe FML. Volgens hem zijn de geduide functies nog steeds passend. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat beide medische keuringen telefonisch waren. Volgens eiser is onvoldoende aandacht besteed aan zijn beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en had dit met een fysiek onderzoek voorkomen kunnen worden. In de FML zijn ten onrechte geen of onvoldoende beperkingen vastgesteld als gevolg van zijn geheugen- en concentratieproblematiek. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 2,74% arbeidsongeschikt is en geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 3 september 2020 voor 2,74% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser vanwege de coronacrisis telefonisch gesproken. Volgens de verzekeringsarts leverde dit voldoende informatie op om de beoordeling telefonisch af te ronden.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 2 maart 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en zij heeft kennis genomen van medische informatie van dr. [persoon A] , medisch adviseur in de letselschadezaak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser telefonisch gesproken op de hoorzitting. Zij heeft gemotiveerd waarom volgens haar aanvullende psychische beperkingen nodig zijn in de FML.
12. Tijdens de beroepsprocedure heeft alsnog een fysiek spreekuur plaatsgevonden met eiser. In haar rapport van 28 april 2022 motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit aanvullende onderzoek geen aanleiding geeft om haar eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
13. Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat zij hierin geen aanknopingspunten ziet om aan te nemen dat eiser in objectief medische zin ernstiger beperkt is dan door haar al is vastgesteld.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
Omdat eiser pas in beroep op een spreekuur is gezien, terwijl niet is gebleken dat er een deugdelijke grond was voor het achterwege laten van dit spreekuurcontact, kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. De rechtbank passeert dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat eiser door de gang van zaken niet in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft in beroep de gelegenheid gehad om op het aanvullende onderzoek te reageren.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser is uitgevallen als gevolg van een bedrijfsongeval. Eiser ervaart fysieke klachten, zoals nek- en hoofdpijn en er is sprake van een post traumatische stressstoornis en depressieve klachten. De verzekeringsarts rapporteert dat de revalidatie van eiser tijdelijk is gestopt in afwachting van zijn psychische behandelingen. Vanwege het telefonische spreekuur was eigen onderzoek door de verzekeringsarts niet mogelijk. Maar volgens de verzekeringsarts is het, mede gelet op de bevindingen van de bedrijfsarts en de andere medische informatie, plausibel dat er sprake is van beperkingen door het beschreven medische beeld. Uit zijn telefonische anamnese blijkt volgens de verzekeringsarts ook dat de beperkingen die de bedrijfsarts heeft aangenomen plausibel en consistent zijn met de anamnese en de klachten die eiser claimt. De verzekeringsarts heeft daarom de beperkingen in grote lijnen overgenomen van de bedrijfsarts. In de FML heeft hij beperkingen opgenomen voor mentale en fysieke beperkingen. Eiser is onder meer aangewezen op niet te stressvolle werkzaamheden en een omgeving zonder te veel prikkels.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 maart 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie komt dan de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiser ook aangewezen op voorspelbare werksituaties. Eiser kan volgens haar ook niet in een drukke werkomgeving met veel praten of telefoneren werken en hij kan veel machinelawaai niet verdragen. Daarnaast rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser door zijn verminderde alertheid niet kan werken onder risicovolle omstandigheden waarbij hij snel moet reageren bij gevaar zoals op hoogtes, in de auto en in het kader van bewaking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML hierop aangepast.
17. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte geen of onvoldoende beperkingen heeft aangenomen voor zijn geheugen- en concentratieproblemen. Er is geen beperking gegeven voor het vasthouden van de aandacht of voor herinneren. Dit terwijl volgens eiser tijdens de telefonische hoorzitting duidelijk is gebleken dat zijn aandacht fors afnam en dat hij ook dingen niet meer wist. Eiser heeft nog een rapport van [persoon B] , arts-medisch adviseur van 23 december 2021 ingebracht. Dit rapport is opgesteld in het kader van de letselschadeprocedure. De belastbaarheid van eiser is volgens haar marginaal en volgens haar zou er sprake moeten zijn van een urenbeperking. Eiser is het daar mee eens.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in haar rapport van 28 april 2022 dat zij op basis van de bevindingen bij het medische spreekuur geen aanleiding ziet eiser te beperken voor aandacht vasthouden en herinneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat het herinneren van specifieke gerichte zaken niet beperkt is, maar dat eiser minder puf lijkt te hebben om een hele ziektegeschiedenis op te halen. Er zijn volgens haar geen evidente lacunes in het geheugen. Ook de medische informatie van de neuroloog geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om te stellen dat er sprake is van geheugenstoornissen. Verder motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser in staat is geweest zijn aandacht tijdens het gesprek (30 minuten) vast te houden en dat hij ook aan het einde correcte antwoorden kon geven. Zij ziet dan ook geen reden om eiser beperkingen op item 1.1 in de FML te geven.
19. In haar rapport van 7 juni 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht waarom het rapport van [persoon B] geen ander licht op de arbeidsmogelijkheden van eiser werpt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat [persoon B] geen verzekeringsarts is en geen verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verricht. Zij heeft conclusies getrokken over de beperkingen van eiser in arbeid, huishouden, vervoer en vrije tijd. Dit is een andere beoordeling dan de beoordeling van de belastbaarheid in het kader van de Wet WIA. Daarbij lijkt [persoon B] de subjectieve klachten direct als beperkingen aan te nemen zonder enige onderbouwing.
20
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met deze uitleg voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen grond haar niet te volgen.
De arbeidskundige beoordeling
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 3 september 2020 met de middelste van deze functies 97,25% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als productiemedewerker, zodat eiser voor de overige 2,75% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
25. Gelet op het geconstateerde gebrek (zie overweging 14) ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient het UWV het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2022 door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.