ECLI:NL:RBROT:2022:6045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638618 / JE RK 22-1195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen. De ouders van de kinderen, de vader en de moeder, zijn betrokken bij deze procedure. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 17 juli 2018 en is sindsdien steeds verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de samenwerking met de vader moeizaam verloopt. De vader heeft ingestemd met de verlenging, maar de moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat de doelen uit het NIFP-rapport zijn behaald en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is.

De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen redelijk tot goed functioneren en dat er geen sprake is van een loyaliteitsconflict. De ouders zijn in staat om de strijd buiten de kinderen te houden, en de kinderrechter is van mening dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de kinderen niet zodanig ernstig is dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, en heeft het verzoek van de GI afgewezen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de rapportages van het NIFP kunnen bijdragen aan een afname van de conflicten tussen de ouders, in het belang van de kinderen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/638618 / JE RK 22-1195
datum uitspraak: 11 juli 2022

beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de certificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Gouda,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 28 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon A] en dhr. [persoon B] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 17 juli 2018 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 17 juli 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI heeft de zaak een jaar geleden overgenomen, toen de samenwerking bij de vorige GI was stukgelopen. De samenwerking tussen de GI en de vader loopt sinds enige tijd moeizaam. Ondanks dat de vader het eens is met de adviezen uit het NIFP-rapport is het moeilijk voor de GI om hieraan handen en voeten te geven vanwege de moeizame samenwerking. De GI heeft een systeemtherapeut van Centrum voor Gezinsbehandeling (hierna: CGB) benaderd voor een parallel solo ouderschap traject. Op korte termijn zal hiervoor een intake gesprek plaatsvinden. De vader wil niet dat de GI bij deze intake betrokken is. De GI merkt nog altijd veel frustratie bij de vader. De kans is groot dat de ouders dit traject niet zullen doorlopen indien dit in het vrijwillig kader wordt voortgezet. De strijd tussen de ouders is niet goed voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , desondanks functioneren de kinderen goed. Het NIFP-rapport geeft advies over uitbreiding van het contact tussen de vader en de kinderen, maar ook over eigen behandelingen van de vader. De GI acht het van groot belang dat hun aanwezigheid hiervoor wordt verlengd zodat zij dit kunnen blijven monitoren. Tenslotte maakt de GI zich zorgen om [voornaam minderjarige 2] omdat zij een eigen manier heeft gevonden om met de situatie om te gaan en hierdoor afwerend gedrag vertoond. Voordat verder kan worden gekeken wat [voornaam minderjarige 2] nodig heeft, moet er eerst worden geprofiteerd van een systeembehandeling.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De doelen die gesteld worden in het verzoek van de GI zijn volgens het NIFP-onderzoek behaald. Er is geen sprake van een loyaliteitsprobleem en de kinderen zijn zichtbaar gehecht aan beide ouders. Daarnaast stelt de GI dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden om het parallel solo ouderschap traject te laten starten en monitoren. Beide ouders geven aan open te staan voor dit traject en zich hiervoor te willen inzetten. De betrokkenheid van de GI hierbij is niet noodzakelijk. De doelen vanuit het NIFP-rapport kunnen worden behaald in het vrijwillige kader en de ouders stellen zich hiervoor gemotiveerd op. Er wordt erkend dat er geen sprake is van een ideale situatie, echter heeft vijf jaar ondertoezichtstelling hier geen verandering in kunnen brengen. De ondertoezichtstelling geeft spanning en stress. Tenslotte geeft de moeder aan dat zij altijd op de vader kan rekening omtrent praktische zaken en dat hij erg flexibel en meedenkend is. De hulpverlening stagneert op dit moment door de moeizame samenwerking tussen de GI en de vader. Ondanks de strijd van de ouders lukt het hen beiden deze strijd buiten de kinderen te houden en gaat het goed met de kinderen.
De vader heeft ingestemd met het verlengen van de ondertoezichtstelling. De adviezen vanuit het NIFP-rapport zijn tot op heden volgens de vader niet behaald. De vader stelt dat ten onrechte niet alle adviezen vanuit dit rapport zijn overgenomen in de doelen van de GI voor de ondertoezichtstelling, zoals uitbreiding van de omgang. Hij stelt dat de GI toezicht moet houden op het behalen van deze doelen en alle andere adviezen van het NIFP-rapport. De GI moet de eindconclusies in de gaten houden en moeten fungeren als een stok achter de deur in het dwangkader. De GI mag niet de rol aannemen van een hulpverlener, daar waar dit niet hun rol is. De GI had ook niet het concept gezinsplan aan de rechtbank mogen sturen, want de vader heeft daar vanwege de arij-risicotaxatie geen akkoord op gegeven.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, net name de NIFP-rapporten, en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] momenteel wonderwel redelijk tot goed functioneren. De kinderen zijn gehecht aan beide ouders en er is geen sprake van een loyaliteitsconflict. De tekortkomingen bij de moeder in haar persoonlijk functioneren en de scheefgroei bij de vader in zijn persoonlijkheidsstructuur werken weliswaar door in hun opvoedvaardigheden, maar toch voldoen beide ouders aan de criteria van goed genoeg ouderschap. Tussen de ouders is nog altijd sprake van een aanhoudende strijd en verstoorde communicatie. Beide ouders dienen afstand te nemen van de relationele tegenstelling en dienen zich te richten op het ouderschap. Invulling en versterking van het ouderschap wordt geadviseerd met parallel solo ouderschap, waarbij iedere ouder een eigen hulpverlener krijgt. De ouders hebben beiden ingestemd met dit traject, bij CGB waarvoor een intake al gepland staat. Anders dan de GI, meent de kinderrechter dat dit traject net zoveel en misschien zelfs meer kans van slagen heeft in het vrijwillig kader, juist gelet op de aanhoudende moeizame samenwerking tussen de GI en de vader. De kinderrechter meent dat er op dit moment (na vijf jaar ondertoezichtstelling) geen sprake meer is van een dusdanig ernstige ontwikkelingsbedreiging die – rekening houdend met voornoemde omstandigheden – niet in het vrijwillig kader kan worden weggenomen.
De vader heeft aangevoerd – zo begrijpt de kinderrechter – dat de ondertoezichtstelling mede moet worden verlengd vanwege de uitbreiding van de omgang die door het NIFP is geadviseerd. Voor het opleggen van een omgangsondertoezichtstelling geldt volgens de vaste rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:295 en Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:766) dat het toepassen van de maatregel van een ondertoezichtstelling een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind betekent. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. Daarbij kan het opleggen van een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd zijn. Wanneer het ontbreken van een omgangsregeling of juist het bestaan ervan, dan wel de conflicten of problemen bij het tot stand brengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen, kan een ondertoezichtstelling een geëigend middel zijn. In een dergelijk geval moeten aan de motivering van de toewijzing hoge eisen gesteld worden. De kinderrechter is van oordeel dat op dit moment het enkel tot uitvoer brengen of wijzigen van de omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onvoldoende basis biedt voor het opleggen c.q. verlengen van een ondertoezichtstelling, zodat het verzoek tot verlenging zal worden afgewezen.
Met de onderzoekers van het NIFP spreekt de kinderrechter de hoop uit dat de rapportages van het NIFP een bijdrage kunnen zijn aan een afname van de echtelijke/relationele strijd met de kinderen als inzet. Dat wederzijdse eisen en beschuldigingen leidend tot juridische schermutselingen tot het verleden zullen behoren in het belang van de kinderen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.