ECLI:NL:RBROT:2022:6582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/618844 HA ZA 21-444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende of bevrijdende verjaring van landbouwgrond en erfgrensbepaling na ruilverkaveling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] over de juridische grens tussen twee percelen landbouwgrond. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de erfgrens door het midden van een sloot loopt, en dat de gedaagde zijn gebruik van een strook grond diende te staken. De gedaagde had de strook grond in gebruik genomen en vorderde in reconventie onder andere schadevergoeding en afbraak van de schuur van de eiseres. De rechtbank oordeelde dat de eiseres haar eigendom had verkregen door verkrijgende verjaring, omdat haar rechtsvoorganger, [naam 1], de strook grond onafgebroken en te goeder trouw had gebruikt sinds de ruilverkaveling in 1989. De rechtbank concludeerde dat de erfgrens inderdaad door het midden van de sloot loopt en dat de gedaagde verplicht was om zijn medewerking te verlenen aan de aanwijs van deze erfgrens aan het Kadaster. De vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaak-/rolnummer: C/10/618844 HA ZA 21-444
uitspraak: 20 juli 2022
vonnis van de enkelvoudige kamer, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van Gastel te Hellevoetsluis.
Partijen worden hierna aangeduid als [naam eiseres] respectievelijk [naam gedaagde].

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) conclusie van eis in reconventie, tevens verzoek gerechtelijke plaatsopneming, met producties;
  • de akte houden overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
  • de aantekeningen van de op 16 november 2021 gehouden mondelinge behandeling;
  • de akte overlegging producties namens [naam eiseres], met producties;
  • de antwoordakte na mondelinge behandeling namens [naam gedaagde], met producties;
  • de akte uitlating producties namens [naam eiseres].

2..Het geschil

2.1
[naam eiseres] en wijlen haar man hebben van [naam 1] (hierna: [naam 1]) een perceel cultuurgrond met schuur aan de [adres 1], kadastraal bekend als sectie [sectie 1], gekocht en op 13 juni 2002 geleverd gekregen. Blijkens de leveringsakte van 12 juni 2002 (“eigendomsverkrijging”) had [naam 1] het perceel in eigendom verkregen door toedeling bij akte van ruilverkaveling, ingeschreven op 4 december 1989.
2.2
Voorafgaand aan de levering is door Bodemstaete B.V. in opdracht van [naam 1] en het echtpaar [naam eiseres] een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarover zij heeft gerapporteerd op 17 mei 2002. Doel van het onderzoek was om de milieukundige situatie vast te leggen en de geschiktheid voor toekomstige bestemmingen te toetsen. Het rapport wijst voor de exacte ligging van het perceel naar de in dat rapport opgenomen (noordgerichte) kadastrale kaart, waarop de grens door de (toentertijd al aanwezige) schuur van (thans) [naam eiseres] loopt:
2.3
[naam gedaagde] heeft op 18 december 2020 het naastgelegen perceel aan de [adres 2]
,kadastraal bekend als sectie [sectie 2], gekocht. Het perceel is aan hem geleverd op 24 december 2020.
2.4
Op 25 januari 2021 heeft een veldwerker van het Kadaster in opdracht van [naam gedaagde] een grensreconstructie verricht. Volgens de reconstructie loopt de erfgrens op de zwarte lijn:
2.5
[naam gedaagde] heeft inmiddels de strook grond tussen de op de foto ook zichtbare sloot en de gereconstrueerde grens ten noordwesten daarvan, tot die tijd gebruikt door [naam eiseres], (hierna: de strook grond) in gebruik genomen door daarop een grindpad aan te leggen, bomen te planten en picknicktafels te plaatsen.
2.6
[naam eiseres] vordert in conventie, verkort weergegeven:
-een verklaring voor recht dat de juridische grens tussen genoemde percelen vanaf de
achterzijde van de percelen loopt in het midden van de sloot - en in het verlengde daarvan - in een rechte lijn tot aan de openbare weg;
-veroordeling van [naam gedaagde] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de aanwijs aan het Kadaster van deze erfgrens, op
zijn kosten, en aan het leeg en ontruimd ter algehele en vrije beschikking van [naam eiseres] stellen van de strook grond, op verbeurte van een dwangsom van € 500,-
voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde] met een van deze verplichtingen in gebreke blijft, en betaling van € 250,- per maand als vergoeding voor zijn onrechtmatig gebruik van de strook vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag waarop [naam gedaagde] de strook heeft teruggegeven;
-veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten, waaronder nakosten.
2.7
[naam eiseres] legt in de kern aan haar vorderingen ten grondslag dat zij haar (al of niet door verkrijgende of bevrijdende verjaring verkregen) eigendom opeist. Sinds de ruilverkaveling in 1989 loopt de erfgrens door het midden van de sloot, die ten behoeve van de ruilverkaveling is gegraven, in een rechte lijn tot aan de openbare weg en [naam gedaagde] heeft de strook grond zonder recht daartoe in gebruik genomen, aldus [naam eiseres].
2.8
[naam gedaagde] vordert in (wat de eerste twee gedachtenstreepjes betreft: voorwaardelijke) reconventie:
- een verklaring voor recht dat [naam eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de
onderhavige strook grond in bezit te nemen wetende dat [naam gedaagde] daarvan eigenaar is;
- veroordeling van [naam eiseres] tot vergoeding van de door [naam gedaagde] geleden schade door levering om niet van de strook grond binnen vier weken na dit vonnis, onder bepaling dat dit vonnis dezelfde rechtskracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat [naam eiseres] daarmee in gebreke is, dan wel betaling van een bedrag gelijk aan de waarde per m² in het economisch verkeer of de waarde zoals vastgesteld door een door de rechtbank in goede justitie te benoemen taxateur en betaling van de taxatiekosten;
- veroordeling van [naam eiseres] tot betaling van € 1.966,25 binnen twee weken na dit vonnis;
- veroordeling van [naam eiseres] tot betaling van € 1.750,- aan gebruiksvergoedingen tot en met juli 2021 en € 250,- per maand vanaf augustus 2021 tot aan de dag dat de onrechtmatige toestand is opgeheven;
- veroordeling van [naam eiseres] haar schuur - voor zover staande en gelegen op de grond van [naam gedaagde] - af te breken binnen twee weken na betekening van onderhavig vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [naam eiseres] daar mee in gebreke blijft, dan wel [naam eiseres] te gebieden de strook grond waarop de schuur staat binnen vier weken na onderhavig vonnis te kopen en mee te werken aan de levering tegen de waarde per m² in het economisch verkeer of de waarde zoals vastgesteld door een door de rechtbank in goede justitie te benoemen taxateur en betaling van de taxatiekosten en alle overdrachtskosten;
- het gelasten van een gerechtelijke plaatsopneming;
- een veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten, waaronder rente.
2.9
[naam gedaagde] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Als de vordering van [naam eiseres] op grond van bevrijdende verjaring wordt toegewezen, vordert [naam gedaagde] op grond van onrechtmatige daad overdracht van de strook grond dan wel de waarde van de strook grond als schadevergoeding. Daarnaast wordt in reconventie de helft van de kosten van de erfafscheiding gevorderd (€ 1.966,25), een gebruiksvergoeding van € 250,- per maand voor het staan van de schuur van [naam eiseres] op de grond van [naam gedaagde], en opheffing van de inbreuk op het eigendomsrecht van [naam gedaagde] door [naam eiseres] door de schuur af te breken dan wel de grond waarop de schuur staat te kopen.
2.1
Over en weer zijn de vorderingen in conventie en reconventie gemotiveerd betwist. Op hetgeen partijen daartoe hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

3..De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1
Gelet op de inhoud van de processtukken en het navolgende wordt door de rechtbank geen aanleiding gezien tot het bepalen van een descente, zoals door [naam gedaagde] verzocht.
3.2
Uit de door [naam eiseres] in het geding gebrachte stukken is niet gebleken dat in 1989 bij de ruilverkaveling – waardoor de voorheen bestaande eigendomsverhoudingen hun betekenis hebben verloren – is vastgelegd dat de erfgrens door het midden van de sloot en in het verlengde daarvan over de dam naar de openbare weg loopt, zoals [naam eiseres] heeft betoogd. Uit de ruilverkavelingsakte blijkt ook overigens niet dat de strook grond bij de ruilverkaveling aan [naam 1] is toebedeeld en zodoende toen door hem in eigendom is verkregen.
3.3
Vervolgens rijst de vraag of [naam 1] door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond, zoals door [naam eiseres] is aangevoerd. Wat betreft verkrijgende verjaring worden op grond van artikel 3:99 BW, in werking getreden op 1 januari 1992, rechten op onroerende zaken door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van tien jaar. In artikel 73 lid 1 van de Overgangswet NBW is bepaald dat in geval van verjaringstermijnen van langer dan één jaar het per 1 januari 1992 nieuwe recht omtrent de aanvang, de omvang en de aard van de termijn niet van toepassing is tot een jaar nadien, indien de desbetreffende termijn is aangevangen onder de werking van het oude recht. Dit betekent in de onderhavige zaak dat vanaf 1 januari 1993 de genoemde verjaringstermijn is gaan gelden. Aangezien de ruilverkavelingsakte op 4 december 1989 is ingeschreven, liep die verjaringstermijn van tien jaar dus tot 4 december 1999.
3.4
Dat [naam 1] sinds 1989 onafgebroken bedrijfsmatig gebruik heeft gemaakt van de strook landbouwgrond, op dezelfde wijze als hij zijn eigen perceel bewerkte, en daarmee de strook grond in bezit heeft genomen en gehouden, zoals aangevoerd door [naam eiseres], acht de rechtbank voldoende gemotiveerd gesteld door [naam eiseres] en onvoldoende gemotiveerd betwist door [naam gedaagde]. Daartoe acht zij van overheersend belang dat [naam 1], in de vergunningaanvraag uitgaande van een sloot als erfafscheiding, ten tijde van de ruilverkaveling de schuur ten dele op de strook grond heeft laten bouwen en die schuur, blijkens de in zoverre onbetwist gebleven verklaring van [naam 2], heeft gebruikt voor het sorteren van spruiten. [naam gedaagde] heeft wel geopperd dat in de vergunningaanvraag mogelijk een andere sloot is bedoeld, maar gesteld noch aannemelijk gemaakt dat er zelfs maar een andere sloot is geweest. In deze situatie is bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel onaannemelijk dat de strook voor het overige ongebruikt is gebleven. Omgekeerd heeft [naam gedaagde] ter betwisting van het bezit door [naam 1] weliswaar verwezen naar een verklaring van zijn rechtsvoorganger [naam 3], maar daarin wordt slechts in algemene zin verklaard over het eerdere gebruik door een huurder en een gebruiker van het door hem aan [naam gedaagde] verkochte perceel, en over het schonen van de sloten, maar niet over het gebruik van de strook grond. Het schonen van de sloten is, zoals [naam gedaagde] zelf terecht heeft opgemerkt, daarbij hooguit een op zichzelf staande machtsuitoefening, die geen afbreuk doet aan bezit van [naam 1]. De ook door [naam gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat [naam 3] de strook grond vanaf zijn eigen grond, zonder over de openbare weg te gaan, heeft kunnen betreden, doet zich bij veel buren van naastgelegen percelen voor en doet aan bezit van [naam 1] evenmin af.
3.5
Voor het in artikel 3:99 BW gestelde vereiste van de goede trouw geldt op grond van artikel 3:118 BW dat een bezitter te goeder trouw is wanneer hij bij de verkrijging van zijn bezit zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn. Is een bezitter eenmaal te goeder trouw, dan wordt hij geacht dit te blijven.
3.6
Bij de beoordeling van de goede trouw van [naam 1] stelt de rechtbank voorop dat, mede gelet op de door [naam eiseres] overgelegde toelichting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 juni 1990, als niet of onvoldoende weersproken tussen partijen vaststaat dat er in 1989 een grootschalige ruilverkaveling Voorn-Putten heeft plaatsgevonden, dat in het kader van de ruilverkaveling sloten zijn gegraven en dat agrarische gebruikskavels vaak worden gevormd door het midden van een sloot of een afrastering. [naam gedaagde] heeft niet gesteld dat de onderhavige sloot op een ander moment of in opdracht van een ander dan de ruilverkavelingscommissie is gegraven, noch dat en waarom bij de ruilverkaveling bedoeld zou zijn in dit geval de grens ruim acht meter (volgens opgave van [naam gedaagde]) naast de sloot te leggen. Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – of zelfs maar voor enige ratio voor het tegendeel – verzet bovendien het gezonde (boeren)verstand zich tegen een dergelijke wel zeer onpraktisch voorkomende gang van zaken.
3.7
Om goede trouw te kunnen aannemen is het voorts noodzakelijk dat de nodige zorgvuldigheid is betracht om een verkeerde voorstelling van zaken te voorkomen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval mag daarbij enig onderzoek worden gevergd. Het bij de overdracht niet raadplegen van een kadastrale kaart staat niet (zonder meer) aan bezit te goeder trouw in de weg als er verder geen indicatie bestaat dat men geen eigenaar van de strook zou worden. De kadastrale kaart maakt immers geen onderdeel uit van de openbare registers. Pas als de feitelijke omstandigheden geen duidelijkheid (lijken te) verschaffen over de erfgrens en/of tot argwaan behoren te leiden over de vraag of de feitelijke grenzen wel overeenstemmen met de kadastrale grenzen, is nader onderzoek vereist (aldus advocaat-generaal E.B. Rank-Berenschot in haar uitvoerige conclusie van 19 juni 2020, zonder motivering gevolgd door de Hoge Raad, ECLI:NL:PHR:2020:617). Gelet op hetgeen onder 3.6 is overwogen, is van dergelijke feitelijke omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. [naam 1] mocht er in de gegeven omstandigheden van uitgaan dat de in het kader van de ruilverkaveling gegraven sloot de grens van zijn perceel vormde.
3.8
Het voorgaande betekent dat [naam 1] gedurende de verjaringstermijn van tien jaar onafgebroken bezitter te goeder trouw is geweest, zodat hij na ommekomst van die termijn op 4 december 1999 door verkrijgende verjaring eigenaar van de strook grond is geworden. Het bodemrapport van 17 mei 2002 kan hieraan, wat er verder van zij, niets (meer) veranderen. Dit betekent dat [naam eiseres] na de koop en levering aan haar door de beschikkingsbevoegde [naam 1] heeft te gelden als opvolgend eigenaar van het perceel inclusief de strook grond. Om die reden zullen de vorderingen van [naam eiseres] in conventie worden toegewezen, op de hierna vermelde wijze, waarbij aan de dwangsommen maxima zijn verbonden. Het voorgaande betekent tevens dat de vorderingen van [naam gedaagde] in (voorwaardelijke) reconventie moeten worden afgewezen.
3.9
[naam gedaagde] zal als de in conventie en reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [naam eiseres], begroot op € 108,22 aan dagvaardingskosten, € 309,- aan griffierechten en € 1.689,- aan salaris voor de gemachtigde (twee punten in conventie en twee punten in reconventie, deze laatste twee te waarderen op factor 0,5 wegens samenhang met de conventie, à € 563,-), totaal € 2.106,22. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de rechtbank van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De rechtbank:
in conventie
verklaart voor recht dat de juridische grens tussen het aan [naam gedaagde] in eigendom
toebehorende perceel met kadastrale aanduiding Hellevoetsluis [sectie 2] en het aan [naam eiseres] in eigendom toebehorende perceel met kadastrale aanduiding Hellevoetsluis [sectie 1] vanaf de achterzijde van die percelen loopt in het midden van de sloot en in het verlengde daarvan in een rechte lijn tot aan de openbare weg (zoals aangegeven op afbeelding 4 in de dagvaarding);
veroordeelt [naam gedaagde] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de aanwijs aan het Kadaster van de erfgrens overeenkomstig bovengenoemde verklaring voor recht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde] daarmede in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-;
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiseres] te voldoen alle door het Kadaster aan [naam eiseres] in rekening te brengen kosten ter zake van de correcte vaststelling van de erfgrens van het aan [naam eiseres] in eigendom toebehorende perceel met kadastrale aanduiding Hellevoetsluis
[sectie 1];
veroordeelt [naam gedaagde] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis de door hem in gebruik genomen strook grond van [naam eiseres] leeg en ontruimd in dezelfde staat waarop die strook grond zich bevond ten tijde van de ingebruikneming (dus met schuur) door [naam gedaagde] aan [naam eiseres] op te leveren en ter algehele en vrije beschikking van [naam eiseres] te stellen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-;
veroordeelt [naam gedaagde] tot betaling van een vergoeding voor zijn onrechtmatig gebruik van de strook grond van € 250,- per maand, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag waarop [naam gedaagde] heeft voldaan aan hiervoor genoemde veroordeling tot oplevering en ter algehele en vrije beschikking stelling;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
veroordeelt [naam gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam eiseres] bepaald op € 2.106,22 en indien [naam gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan tevens op € 163,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met € 85,-;
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1411