In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de opgelegde naheffingsaanslagen voor parkeerbelasting. De eiser, die beschikte over een bewonersparkeervergunning, had zijn vergunning tijdelijk gekoppeld aan een vervangend voertuig. Echter, na het ophalen van zijn eigen auto vergat hij de tijdelijke koppeling stop te zetten, wat leidde tot vier naheffingsaanslagen voor het parkeren zonder geldige vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de parkeervergunning. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon aantonen dat hij zich bewust was van de noodzaak om de kentekenkoppeling terug te zetten, en dat de naheffingsaanslagen niet in strijd waren met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat de naheffingsaanslagen geen straf maar herstelmaatregelen zijn. De rechtbank benadrukte dat de gemeente niet verplicht is om in contact te treden met de vergunninghouder bij herhaalde overtredingen, en dat de opgelegde naheffingsaanslagen in overeenstemming waren met de geldende wet- en regelgeving.