1.4.Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase heeft zij een identiteitskaart uit 2016 en een verklaring van de “Registry of Births and Deaths” uit Gambia van 23 september 2020 overgelegd. Ook heeft zij een verklaring van kennissen van 2 maart 2021 overgelegd, waarin staat vermeld dat zij eiseres al vanaf kinds af aan kennen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en toegelicht dat op de hoorzitting is besloten om de in bezwaar ingediende stukken voor te leggen aan Bureau Documenten. Uit de daarvan opgemaakte rapportage van 27 januari 2021 is gebleken dat de identiteitskaart uit 2016 vals is bevonden.
De geboorteakte van 11 februari 2020 is weliswaar echt bevonden, maar de geboorte is pas achteraf op 6 februari 2020 geregistreerd en onduidelijk is op basis van welke informatie deze registratie tot stand is gekomen. Daarom kan uit deze akte evenmin de conclusie worden getrokken dat de gegevens van eiseres juist zijn, te meer daar er nog steeds geen stukken van vóór 10 maart 2010 zijn overgelegd.
Ten aanzien van het Alkali’s certificate van 8 februari 2020 heeft verweerder opgemerkt dat dit is afgegeven ná de geboorteregistratie. Verweerder heeft verder uiteengezet dat dit certificaat niet is gelegaliseerd en om die reden niet kan worden gecontroleerd op de juistheid van het document en de bevoegdheid van de ondertekenaar. Ook wijken de gegevens van de vader van eiseres op dit document af van de gegevens op de geboorteakte.
Ten aanzien van de verklaring uit Gambia van 23 september 2020 heeft verweerder uiteengezet dat hiermee de identiteit van eiseres niet wordt bevestigd. In het document staat dat een betrokkene alleen kan worden geregistreerd als de gepaste procedures en de wettelijke voorschriften zijn vervuld. Uit het document blijkt echter niet welke procedures en wettelijke voorschriften zijn gevolgd. Verder wordt in deze verklaring aangegeven dat de geboorteakte van 10 maart 2010 niet echt is, maar onduidelijk is waarop dit is gebaseerd omdat het document niet meer in het bezit is van eiseres. Samen met het feit dat inmiddels is gebleken dat twee van de door eiseres aangeleverde documenten als vals zijn beoordeeld, wekt dit twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaring. De door eiseres overgelegde verklaring van kennissen leidt niet tot een ander oordeel.
Verweerder heeft op basis van het voorgaande bepaald dat niet wordt overgegaan tot het registratie van de door eiseres aangeleverde documenten.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en verwijst daartoe allereerst naar hetgeen zij eerder in de procedure heeft aangevoerd, met het verzoek om dat als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres voert in beroep verder aan dat zij afkomstig is uit Gambia waar geboorteregistratie minder voorkomt dan in Nederland, en het in Gambia niet ongebruikelijk is dat een geboorte achteraf wordt geregistreerd. Eiseres heeft, toen zij de middelen had, samen met haar moeder de Alkalo (een dorpshoofd) bezocht om haar geboorte vast te leggen, hetgeen heeft geresulteerd in de op 10 maart 2010 verkregen geboorteakte. Deze geboorteakte is volgens het rapport van Bureau Documenten van 6 januari 2020 met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Verweerder miskent echter dat een nadere onderbouwing hiervan ontbreekt; er wordt enkel gesteld dat het document afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Onduidelijk is met welk vergelijkingsmateriaal de geboorteakte is vergeleken en of de vergelijking heeft plaatsgevonden met documenten uit 2010. Hierdoor is de rapportage van Bureau Documenten onvoldoende inzichtelijk en concludent. Om die reden heeft verweerder zich niet kunnen baseren op deze rapportage.
Omdat de geboorteakte van 10 maart 2010 niet kon worden geregistreerd, vanwege de uitkomst van het rapport Bureau Documenten, heeft eiseres een nieuwe geboorteakte aangevraagd bij de Registrar of Births and Deaths die daarbij ook een verklaring (van 23 september 2020) heeft afgegeven. Eiseres heeft van hen vernomen dat de door haar overgelegde geboorteakte van 10 maart 2010 niet is terug te vinden in het registratiesysteem. Dit betekent nog niet dat niet van de inhoud van deze akte kan worden uitgegaan. De Registrar heeft een nieuwe geboorteakte opgemaakt met afgiftedatum 11 februari 2020, en ter onderbouwing van de authenticiteit de verklaring van 23 september 2020 bijgevoegd. Die geboorteakte is blijkens de rapportage van 27 januari 2021 echt bevonden door Bureau Documenten. Verweerder meent echter dat de geboorteregistratie tardief is geweest, onduidelijk is op grond waarvan tot registratie is overgegaan en ook geen stukken van voor 10 maart 2010 zijn overgelegd. Verweerder heeft hiermee niet (deugdelijk) gemotiveerd waarom niet tot registratie wordt overgegaan; dit volgt niet uit de Wet BRP.
Ten aanzien van het Alkali’s certificate merkt eiseres op dat niet duidelijk is waarom verweerder opmerkt dat deze is afgegeven twee dagen na de geboorteregistratie. Eiseres heeft dit certificaat opgevraagd om de inhoud van de geboorteakte van 11 februari 2020 te onderbouwen. Registratie van de geboorte vindt plaats op grond van een bevestiging van de Alkalo van de geboorte, in welk kader eiseres heeft verwezen naar het EASO Country of Origin rapport inzake Gambia van december 2017. Die bevestiging kan eiseres niet overleggen, omdat deze zich bevindt bij de Registar; wel kan eiseres een verklaring van de Alkalo overleggen, wat zij heeft gedaan. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door pas in het bestreden besluit in te gaan op de vereiste legalisatie van het Alkali’s certificate en het feit dat de naam van haar vader afwijkt van de gegevens op de geboorteakte.
Ten aanzien van de verklaring van 23 september 2020 heeft verweerder miskend dat ook dit document bijdraagt aan de juistheid van de inhoud de geboorteakte van 11 februari 2020. Voor zover verweerder stelt dat in de verklaring van 23 september 2020 staat vermeld dat de geboorteakte van 10 maart 2010 niet echt zou zijn, doet dit geen recht aan de inhoud van de die verklaring. Daaruit blijkt niet zozeer dat de geboorteakte van 10 maart 2010 niet echt is, maar dat deze niet bekend en geregistreerd is door de Registrar. Dat eiseres niet meer in het bezit is van de geboorteakte van 10 maart 2010 maakt dit niet anders, nu dit document een registratienummer bevat aan de hand waarvan kan worden nagegaan of het document is geregistreerd.
Verweerder heeft verder ten aanzien van de identiteitskaart ondeugdelijk gemotiveerd waarom deze vals is. De conclusie is slechts gebaseerd op de informatie van Bureau Documenten, terwijl niet is gebleken met welk vergelijkingsmateriaal is vergeleken, en of er voldoende vergelijkingsmateriaal beschikbaar is dat afkomstig is uit dezelfde tijdsperiode en plaats.
Ten aanzien van de verklaring van kennissen merkt eiseres op dat niet nader wordt gemotiveerd waarom deze verklaring niet tot een ander oordeel kan leiden.
Eiseres betoogt tot slot dat zij in een onmogelijke bewijspositie wordt gebracht door te eisen dat zij documenten van vóór 10 maart 2010 inbrengt. Eiseres kan deze niet overleggen, hetgeen zij heeft onderbouwd met haar eigen verklaringen en landeninformatie.
4. Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet BRP bepaalt dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Op basis van artikel 2.10, tweede lid, van de Wet BRP, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 2.10, derde lid, van de Wet BRP, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
5. De rechtbank merkt op dat de persoonlijke situatie van eiseres invoelbaar is en haar belang bij registratie in de BRP groot, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, maar dat de rechtbank is gehouden om de zaak binnen de geldende wet-, regelgeving en jurisprudentie te beoordelen. In dat kader stelt de rechtbank voorop dat, voor zover eiseres nog heeft verwezen naar hetgeen eerder in de procedure namens haar is ingebracht, dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien niet is geconcretiseerd waarom die motivering niet toereikend is. De rechtbank overweegt verder als volgt.