ECLI:NL:RBROT:2022:7204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
9877365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekering eigen risico en proceskosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Menzis vorderde betaling van een bedrag van € 644,44, bestaande uit een hoofdsom van € 675,45, rente en buitengerechtelijke kosten, van de gedaagde die een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis had afgesloten. De gedaagde had aanspraak gemaakt op vergoeding van zorg, maar had een bedrag aan eigen risico niet volledig betaald. Menzis had de gedaagde schriftelijk aangemaand tot betaling, maar de gedaagde betwistte de hoogte van de hoofdsom niet, maar voerde aan dat hij een betalingsregeling had getroffen die hij contant betaalde. Hij stelde dat hij door de sluiting van het betaalloket van Menzis vanwege de Covid-19 pandemie niet in staat was om zijn betalingen te verrichten.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim verkeerde omdat hij ondanks aanmaningen niet volledig had betaald. De kantonrechter wees de vordering van Menzis toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten en rente, omdat de gedaagde de hoogte van de hoofdsom niet had betwist. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde € 644,44 aan Menzis moest betalen, en dat hij ook de proceskosten moest vergoeden, die in totaal op € 699,74 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Menzis het bedrag direct kon vorderen, ook al was de gedaagde het niet eens met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9877365 CV EXPL 22-14973
datum uitspraak: 12 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Menzis’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 mei 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer;
  • de conclusie van repliek, met bijlagen.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten bij Menzis. Hij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van aan hem verleende zorg en is hiervoor een bedrag aan eigen risico verschuldigd aan Menzis.
2.2.
De gemachtigde van Menzis heeft [gedaagde] schriftelijk aangemaand tot betaling van het verschuldigde eigen risico.

3..Het geschil

3.1.
Menzis eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 644,44 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 675,45, rente van € 19,69 (berekend tot en met de dag van dagvaarding) en buitengerechtelijke kosten van € 98,19, waarop in mindering is voldaan € 148,89.
3.2.
Menzis baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is uit hoofde van de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst een bedrag van € 675,45 aan verplicht eigen risico verschuldigd aan Menzis nu [gedaagde] aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van zorg. Aangezien [gedaagde] ondanks aanmaning niet volledig heeft betaald binnen de gestelde termijnen verkeert hij in verzuim en is hij een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] heeft de hoogte van de verschuldigde hoofdsom niet betwist. Hij heeft echter aangevoerd dat hij een betalingsregeling had van € 25,00 per maand, die hij contant betaalde. Omdat vanwege de Covid-19 pandemie het betaalloket van de gemachtigde van Menzis was gesloten, kon hij deze betalingen niet meer verrichten. Vanaf 30 mei 2022 zou hij weer € 25,00 per maand gaan betalen. Hij is niet gehouden de extra kosten te betalen omdat hem de mogelijkheid om te betalen werd ontnomen.

4..De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
Aangezien [gedaagde] de gevorderde hoofdsom niet heeft betwist, is het gevorderde bedrag aan hoofdsom van € 675,45 in beginsel toewijsbaar. De betalingen van [gedaagde] ten bedrage van – in totaal – € 148,89, strekken conform het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW in de eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente. De kantonrechter zal daarom eerst daarover oordelen, voordat geoordeeld zal worden over de toewijsbare hoofdsom.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
Menzis heeft het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de (on)mogelijkheid om contante betalingen uit te voeren gemotiveerd weersproken bij conclusie van repliek. Zij heeft aangevoerd dat het betaalloket inderdaad tijdelijk gesloten was, maar dat er sinds de heropening geen betaling meer heeft plaatsgevonden (met uitzondering van de op 23 december 2021 ontvangen kasbetaling) ondanks aanmaning op 7 januari 2022. [gedaagde] heeft deze stellingen van Menzis niet betwist. Het verweer van [gedaagde] slaagt dan ook niet, nu als onbetwist is komen vast te staan dat het doen van kasbetalingen in ieder geval met ingang van 23 december 2021 (weer) mogelijk was, en uit de door [gedaagde] verrichte betaling volgt dat hij hiervan destijds op de hoogte was.
4.3.
Menzis maakt aanspraak op een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 98,19 inclusief btw. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente – die berekend tot de dag van dagvaarding € 19,69 bedraagt – wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Menzis volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
Hoofdsom; conclusie
4.4.
Als gevolg van de betalingen van [gedaagde] zijn de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente volledig betaald. Het restant van € 31,01 strekt in mindering op de hoofdsom van € 675,45, zodat een bedrag van € 644,44 aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Betalingsregeling
4.5.
Uit het voornemen van [gedaagde] om vanaf 30 mei 2022 weer € 25,00 per maand te betalen, maakt de kantonrechter op dat hij graag een nieuwe betalingsregeling met Menzis overeenkomt. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW kan Menzis niet worden verplicht om in te stemmen met een betalingsregeling en is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Menzis. Voor het treffen van een eventuele (nieuwe) betalingsregeling met Menzis verwijst de kantonrechter [gedaagde] naar (de gemachtigde van) Menzis.
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Menzis tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 124,00 tarief). Dit is totaal € 699,74. Voor kosten die Menzis maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 62,00 (1/2 punt x € 124,00 tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen € 644,44 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Menzis tot vandaag vastgesteld op € 699,74;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
48637