In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Menzis vorderde betaling van een bedrag van € 644,44, bestaande uit een hoofdsom van € 675,45, rente en buitengerechtelijke kosten, van de gedaagde die een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis had afgesloten. De gedaagde had aanspraak gemaakt op vergoeding van zorg, maar had een bedrag aan eigen risico niet volledig betaald. Menzis had de gedaagde schriftelijk aangemaand tot betaling, maar de gedaagde betwistte de hoogte van de hoofdsom niet, maar voerde aan dat hij een betalingsregeling had getroffen die hij contant betaalde. Hij stelde dat hij door de sluiting van het betaalloket van Menzis vanwege de Covid-19 pandemie niet in staat was om zijn betalingen te verrichten.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim verkeerde omdat hij ondanks aanmaningen niet volledig had betaald. De kantonrechter wees de vordering van Menzis toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten en rente, omdat de gedaagde de hoogte van de hoofdsom niet had betwist. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde € 644,44 aan Menzis moest betalen, en dat hij ook de proceskosten moest vergoeden, die in totaal op € 699,74 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Menzis het bedrag direct kon vorderen, ook al was de gedaagde het niet eens met de uitspraak.