ECLI:NL:RBROT:2022:7372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/10/632066 / HA ZA 22-58
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in het kader van een koopovereenkomst voor hazelnoten tussen een Turkse leverancier en een Nederlandse groothandel

In deze zaak vordert de Turkse vennootschap Dogancan Fındık ve Gıda San. Tic. Ltd. Şti. betaling van een openstaand bedrag van € 51.033,00 van de Nederlandse groothandel [naam gedaagde]. De vordering is gebaseerd op een vermeende koopovereenkomst voor de levering van hazelnoten. Dogancan heeft in totaal facturen ter waarde van € 220.934,57 gestuurd, waarvan [naam gedaagde] een bedrag van € 170.000,00 heeft betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dogancan niet heeft voldaan aan haar stelplicht, omdat zij geen deugdelijke vertegenwoordiger heeft gestuurd naar de mondelinge behandeling. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of er daadwerkelijk een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank heeft de vorderingen van Dogancan afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 5.065,00. De uitspraak is gedaan door mr. B.J.M.P. Cremers op 31 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/632066 / HA ZA 22-58
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van
de vennootschap naar Turks recht
DOGANCAN FINDIK VE GIDA SAN.TIC LTD.STI,
gevestigd te Pirariz Giresun (Turkije),
eiseres,
advocaat: mr. S. Besli,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat: mr. A.B. Maaten.
Partijen zullen hierna Dogancan en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de brief van de rechtbank van 19 april 2022, met een oproeping voor een mondelinge behandeling op 19 juli 2022,
  • de brief van de rechtbank van 14 juni 2022, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling,
  • de brief van mr. Maaten van 8 juli 2022 met een aanvullende productie,
  • de mondelinge behandeling van 19 juli 2022 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van Dogancan,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Dogancan is een leverancier van en groothandel in hazelnoten. [naam gedaagde] is een groothandel in voedings- en genotmiddelen.
2.2.
Op 29 april 2020 en 30 april 2020 heeft Dogancan voor de levering van twee partijen hazelnoten van respectievelijk 10.270 kg en 18.728 kg (hierna: de hazelnoten) een tweetal facturen gestuurd aan [naam gedaagde] met factuurnummers DFA2020000000130 en DFA2020000000131 voor een totaalbedrag van € 220.934,57 (hierna: de facturen).
2.3.
[naam gedaagde] heeft een bedrag van € 170.000,00 aan Dogancan betaald.
2.4.
Met een op 17 december 2021 verkregen verlof van de Voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft Dogancan op 20 december 2021 en op 6 januari 2022 conservatoire derdenbeslagen laten leggen ten laste van [naam gedaagde] .

3..Het geschil

3.1.
Dogancan vordert -samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] veroordeelt (1) tot betaling van een bedrag van € 51.033,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 29 mei 2020, (2) tot betaling van een bedrag van € 1.285,33 aan buitengerechtelijke incassokosten en (3) tot betaling van de proceskosten, waaronder de beslagkosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Dogancan ten grondslag dat zij een koopovereenkomst heeft gesloten met [naam gedaagde] op grond waarvan zij [naam gedaagde] diverse soorten hazelnoten heeft geleverd. Voor deze leveringen heeft Dogancan twee facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 220.934,57. Van deze facturen heeft [naam gedaagde] ten onrechte een bedrag van € 51.033,00 onbetaald gelaten.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer. [naam gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Dogancan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Dogancan in de kosten van deze procedure, de kosten van de procedure van het conservatoir beslag en in de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Omdat Dogancan in het buitenland is gevestigd (Turkije) en de vordering daarom een internationaal karakter draagt, moet allereest de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. [naam gedaagde] is gevestigd in Nederland. Op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis-Vo) is de Nederlandse rechter daarom bevoegd.
Toepasselijk recht
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de vraag aan de orde gesteld welk recht op de zaak van toepassing is. Partijen hebben daarop uitdrukkelijk ervoor gekozen dat het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende lichamelijke zaken (Weens Koopverdrag) met aanvullend het Nederlands recht het toepasselijk recht is. De rechtbank zal daar dan ook bij haar beoordeling vanuit gaan.
Is er een koopovereenkomst tussen partijen voor de leveringen van de hazelnoten?
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dogancan de hazelnoten aan [naam gedaagde] heeft geleverd. De vraag die partijen verdeeld houdt is de vraag of er voor deze leveringen ook een koopovereenkomst tussen hen tot stand is gekomen.
4.5.
Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een koopovereenkomst tussen partijen heeft Dogancan het volgende aangevoerd. Dogancan heeft de hazelnoten geleverd en daarvoor facturen gestuurd. Uit niets blijkt dat [naam gedaagde] het niets eens was met de facturen. [naam gedaagde] heeft na de levering van de hazelnoten ook substantiële bedragen betaald, hetgeen wijst op het bestaan van een overeenkomst. In whatsapp correspondentie heeft [naam gedaagde] , ook na de door haar verrichte deelbetalingen, meerdere keren betalingen voor het restant beloofd, maar die betalingen zijn uitgebleven.
4.6.
[naam gedaagde] betwist het bestaan van een koopovereenkomst met Dogancan en voert daartoe het volgende aan. [naam gedaagde] stelt dat zij een afspraak had met de Duitse vennootschap Aksen GmbH (hierna: Aksen). Aksen is haar Duitse handelspartner, op wie zij in de periode maart/april 2020 een aanzienlijke vordering had. Aksen heeft daarop voorgesteld dat zij hazelnoten aan [naam gedaagde] zou leveren en dat [naam gedaagde] bij iedere levering een bedrag van € 25.000,00 van de factuur mocht aftrekken ter verrekening met de openstaande schuld van Aksen. De hazelnoten werden vervolgens geleverd door Dogancan en [naam gedaagde] heeft op de facturen die zij van Dogancan ontving conform de afspraak met Aksen een bedrag van (afgerond) € 50.000,00 verrekend. [naam gedaagde] heeft zelf geen bestellingen bij Dogancan geplaatst. Dat heeft Aksen gedaan, niet uit naam van [naam gedaagde] maar uit eigen naam.
4.7.
Bij de mondelinge behandeling heeft de advocaat van Dogancan verklaard dat de bestellingen voor de hazelnoten telefonisch bij [naam 2], een medewerkster van Dogancan, zijn geplaatst door [naam 1] , de directeur van [naam gedaagde] (hierna: [naam 1] ). Op de door [naam gedaagde] gestelde afspraak met Aksen is door de advocaat van Dogancan niet anders gereageerd dan dat Dogancan met de gestelde afspraak niets te maken heeft.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 23 Weens Koopverdrag komt een overeenkomst tot stand op het tijdstip waarop een aanvaarding van een aanbod van kracht wordt in overeenstemming met het bepaalde in het Weens Koopverdrag. Een aanbod is een voorstel aan één of meer bepaalde personen om een koopovereenkomst te sluiten (artikel 14 lid 1 Weens Koopverdrag). Een verklaring afgelegd door, of een andere gedraging van de wederpartij, waaruit blijkt van instemming met een aanbod, is een aanvaarding (artikel 18 lid 1 Weens Koopverdrag). Gelet op dit toetsingskader moet de rechtbank beoordelen of er door of namens [naam gedaagde] een voorstel is gedaan aan Dogancan voor de leveringen van de hazelnoten, met welk voorstel Dogancan heeft ingestemd.
4.9.
Bij deze beoordeling is het volgende van belang. Namens Dogancan is bij de mondelinge behandeling geen deugdelijke vertegenwoordiger verschenen. Er is (ook) niemand aanwezig geweest die uit eigen wetenschap inlichtingen zou kunnen geven over de feitelijke toedracht, een en ander ondanks bevel daartoe in de oproepingsbrief voor de zitting. Bij aanvang van de zitting bleek alleen de advocaat van Dogancan aanwezig te zijn. Volgens deze was het voor de vertegenwoordigers van Dogancan moeilijk om een visum te kunnen krijgen om vrij te kunnen reizen in Europa. Dogancan heeft er daarom voor gekozen om haar advocaat te machtigen haar belangen te behartigen. Uit het niet verschijnen van een deugdelijke vertegenwoordiger van Dogancan op de mondelinge behandeling kan de rechter op grond van artikel 88 lid 2 Rv de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat Dogancan haar stellingen, tegenover de gemotiveerde betwisting van het bestaan van een overeenkomst tussen partijen door [naam gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd. Dogancan heeft er zelf voor gekozen om ter zitting alleen haar advocaat te laten verschijnen. Daardoor is er niemand aanwezig geweest die uit eigen wetenschap inlichtingen over de zaak kon geven. De door de advocaat van Dogancan aangedragen reden voor de afwezigheid van de vertegenwoordigers van Dogancan acht de rechtbank weinig overtuigend. Als het al zo is dat de gestelde visumproblemen zouden verhinderen dat de vertegenwoordigers van Dogancan naar de zitting zouden kunnen komen, dan had het voor de hand gelegen om op voorhand een gemotiveerd verzoek tot het verplaatsen van de zitting te doen. Het wezen van de mondelinge behandeling is nu eenmaal dat de details van het geschil daar besproken moeten kunnen worden met personen van de zijde van beide partijen die bij voorkeur uit eigen wetenschap vragen kunnen beantwoorden. Dogancan heeft evenmin schriftelijke verklaringen van betrokkenen in het geding gebracht, zoals bijvoorbeeld van de medewerkster van Dogancan bij wie [naam 1] telefonisch de bestellingen zou hebben geplaatst. De rechtbank heeft daar zelfs uitdrukkelijk om gevraagd in de zittingsagenda voor de mondelinge behandeling.
4.11.
In deze omstandigheden is de rechtbank dus van oordeel dat Dogancan niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht. Dat betekent dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De rechtbank zal de vorderingen van Dogancan afwijzen omdat de feitelijke grondslag daarvoor niet is komen vast te staan.
Proceskosten en nakosten
4.12.
Dogancan is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] als volgt vastgesteld:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat € 2.228,00 (2 punten x tarief IV € 1.114,00)
---------------------
Totaal € 5.065,00
4.13.
De door [naam gedaagde] verzochte veroordeling van Dogancan in de kosten van de beslagprocedure worden afgewezen. [naam gedaagde] heeft niet onderbouwd welke kosten op welke grondslag toegewezen zouden moeten worden.
4.14.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Dogancan af,
5.2.
veroordeelt Dogancan in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.065,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
[1729/1918]