ECLI:NL:RBROT:2022:7389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
9782546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en buitengerechtelijke incassokosten door een uitzendbureau

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Uitzendbureau Jolanta B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Jolanta, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die onder de naam [gedaagde01] handelt, voor het betalen van een factuur van € 910,- voor geleverde diensten, alsook voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2022 was de gedaagde niet aanwezig, terwijl de eiser zijn standpunt heeft toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een uurtarief van € 35,- was afgesproken en dat de gedaagde een urenbriefje heeft afgetekend voor 26 uur. De gedaagde heeft betwist dat het aantal uren correct was, maar heeft dit niet onderbouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de vordering van Jolanta moet voldoen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9782546 / CV EXPL 22-1332
datum uitspraak: 1 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Uitzendbureau Jolanta B.V.,
vestigingsplaats: Kaatsheuvel,
eiseres,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen
[gedaagde01], handelende onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Jolanta’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord en aanvullend antwoord, met bijlagen, en
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 29 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig mevrouw [naam01] , directeur van Jolanta, met de heer [naam02] , haar partner en mede-eigenaar van Jolanta. [gedaagde01] is niet verschenen.

2..Het geschil

2.1.
Jolanta eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 910,- met handelsrente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 136,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Jolanta baseert de eis op het volgende. Via Jolanta heeft [naam03] in week 33 van 2021 bij [gedaagde01] gewerkt. Er is een uurtarief afgesproken van € 35,-. Er is een urenbriefje door [gedaagde01] afgetekend voor 26 uur. Jolanta heeft op 21 augustus 2021 aan [gedaagde01] een factuur gestuurd voor € 910,-. Die factuur moet [gedaagde01] betalen.
2.3.
[gedaagde01] stelt hiertegenover dat er wel een prijs per uur is afgesproken en [naam03] heeft gewerkt, maar dat hij niet weet hoe lang. Hij heeft geen urenbriefjes afgetekend. Het is onmogelijk dat er zoveel uur is besteed aan het plaatsen van een systeemplafond. De klus is ook nooit afgemaakt. [gedaagde01] wil alleen betalen wat reëel is voor het werk dat is verricht, op basis van een prijs per vierkante meter.

3..De beoordeling

3.1.
Vast staat dat [naam03] in week 33 van 2021 via Jolanta voor [gedaagde01] heeft gewerkt. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde01] op 13 augustus 2021 aan Jolanta heeft bevestigd dat partijen een uurtarief van € 35,- hebben afgesproken voor de betreffende werkzaamheden: het plaatsen van een systeemplafond.
3.2.
Jolanta heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [gedaagde01] [naam03] na afronding van het werk complimenten heeft gegeven en hem heeft gevraagd of hij nog een andere klus voor hem wilde doen. Verder heeft Jolanta toegelicht hoe een en ander is verlopen in de betreffende week. [gedaagde01] is niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft dit dus niet betwist. Hierdoor is het verweer van [gedaagde01] dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd voldoende gemotiveerd weersproken. Daarom slaagt dat verweer niet.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Jolanta het bewuste urenbriefje in het geding gebracht waarop het aantal van 26 uur staat. Zij verklaart dat de letters ‘ [letters01] ’, de handtekening/paraaf en de letters ‘OVB’ door [gedaagde01] zijn geplaatst. Daaruit volgt dat [gedaagde01] akkoord is gegaan met 26 uur, aldus Jolanta. [gedaagde01] heeft niet onderbouwd wat hij bedoelde met de letters ‘ovb’. Als die letters moeten worden opgevat als ‘onder voorbehoud’, heeft hij niet aangegeven onder welk voorbehoud hij dan akkoord is gegaan met 26 uur. Daarom moet [gedaagde01] voor 26 uur betalen. Dat betekent dat het gevorderde bedrag van € 910,- (26 x € 35,-) wordt toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
3.4.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Jolanta volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
proceskosten
3.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Jolanta tot vandaag vast op € 112,30 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht en € 124,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 124,- tarief). Dit is totaal € 558,30. Voor kosten die Jolanta maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 62,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Jolanta te betalen € 1.046,50, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 910,- vanaf 7 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Jolanta tot vandaag vastgesteld op € 558,30;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703