Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 4 mei 2022, met bijlagen;
- het e-mailbericht van 16 juni 2022 van [gedaagde] (het antwoord);
- de conclusie van repliek, met bijlagen aan de kant van [eiser] ;
- het e-mailbericht van 11 augustus 2022 van [gedaagde] (de conclusie van dupliek).
2..De feiten
3..Het geschil
- de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen;
- [gedaagde] te veroordelen om aan hem te betalen € 4.375,00 aan achterstallige huur, met wettelijke handelsrente, die berekend tot 28 april 2022 € 113,69 bedraagt;
- [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 625,00 voor iedere maand na april 2022 dat [gedaagde] met ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft;
- [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 3.750,00 aan schadevergoeding;
- [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 680,63;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
€ 4.375,00. [eiser] maakt aanspraak op dit bedrag. De hoogte van de huurachterstand, die op het moment van dagvaarden zeven maanden bedroeg, rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Doordat de huurovereenkomst uiteindelijk slechts zes maanden heeft gehuurd, heeft [eiser] schade geleden, mede gezien de investeringen die hij in het gehuurde gedaan heeft ten behoeve van [gedaagde] . Te rekenen vanaf de eerst vervallen termijn na dagvaarding bedraagt de door [eiser] geleden schade 46 huurtermijnen, coulance halve maakt [eiser] slechts aanspraak op zes huurtermijnen voor een bedrag van in totaal € 3.750,00.