In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en twee gedaagden, die als huurders van een woning in Rotterdam worden beschouwd. De verhuurder, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.F.M. Broos, vorderde ontruiming van de woning vanwege illegale prostitutie en huurachterstand. De gedaagden zijn niet verschenen in de procedure.
De huurovereenkomst tussen de verhuurder en de gedaagden dateert van 1 november 2021, waarbij de huurprijs € 1.800,00 per maand bedraagt. De verhuurder heeft geconstateerd dat de gedaagden niet in de woning verblijven en dat er prostitutie vanuit de woning heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Daarnaast hebben de gedaagden sinds juni 2022 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 3.600,00.
De burgemeester van Rotterdam heeft de woning op 17 augustus 2022 gesloten voor de duur van één maand vanwege overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met betrekking tot het exploiteren van een seksbedrijf zonder vergunning. De verhuurder heeft in het kort geding verzocht om ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven en dat de verhuurder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. De vorderingen van de verhuurder zijn toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten. De gedaagden zijn veroordeeld om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.