In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en drie gedaagden met betrekking tot een huurcontract voor een bedrijfsruimte. Woonstad vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van een huurachterstand van € 6.958,18, alsook de proceskosten. De gedaagden, die zich verzetten tegen de vordering, stelden dat er sprake was van een contractsovername en dat de huurachterstand inmiddels was ingelopen.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 februari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juli 2022. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de huurovereenkomst oorspronkelijk was gesloten met een andere entiteit, [naam bedrijf], en dat er geen formele contractsovername had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden zonder recht of titel gebruik maakten van de bedrijfsruimte, aangezien er geen akte van contractsovername was en Woonstad geen medewerking had verleend aan een dergelijke wijziging.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met de bepaling dat de ontruiming uiterlijk op 1 januari 2023 moest plaatsvinden. Tevens werd de huurachterstand afgewezen, omdat deze door de gedaagden was ingelopen. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct kon overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks mogelijke hoger beroep.