ECLI:NL:RBROT:2022:7748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
9743840 CV EXPL 22-7953
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast tussen buren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Woonplus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagden wegens ernstige overlast die zij zouden veroorzaken. De overlast bestond uit bedreigingen, geweldsincidenten en intimidatie, voornamelijk gericht tegen buren, waaronder [naam 3] en [naam 4]. Woonplus had eerder al meerdere meldingen van overlast ontvangen en had de gedaagden herhaaldelijk verzocht om hun gedrag te verbeteren, zonder resultaat.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden zich niet als goede huurders hebben gedragen en dat hun gedrag een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt. De rechter oordeelde dat de overlast niet alleen de gedaagden zelf, maar ook andere bewoners van de flat in gevaar bracht en dat de gedaagden onvoldoende hebben aangetoond dat zij geen overlast veroorzaakten. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonplus toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vijf dagen na de uitspraak. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders om zich als goede huurders te gedragen en de gevolgen van het veroorzaken van overlast voor de woonomgeving. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonplus niet hoeft te wachten op een eventueel hoger beroep om de ontruiming te laten uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9743840 CV EXPL 22-7953
datum uitspraak: 9 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam
vestigingsplaats: Schiedam ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W. Kox,
tegen

1..[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. I. Car.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van de rechtbank van 14 juni 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 29 juli 2022 van mr. Kox, met bijlagen;
  • de brief van 8 augustus 2022 van mr. Car, met bijlagen, waaronder een USB-stick.
  • de brief van 9 augustus 2022 van mr. Car, waarin een toelichting op de inhoud van de USB-stick wordt gegeven.
1.2.
Op 10 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Woonplus is daarbij vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , beiden leefbaarheidsregisseur bij Woonplus, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Kox en zijn kantoorgenote mr. Dibbets. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. Car.
1.3.
Mr. Kox heeft op de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen de toevoeging aan het dossier van de USB-stick en de bijbehorende schriftelijke toelichting van 9 augustus 2022. De stukken zijn te laat ingediend, waardoor hij de inhoud daarvan, bestaand uit dertien film- en geluidsfragmenten en vier foto’s, niet heeft kunnen bekijken en, evenals de schriftelijke toelichting hierop, niet heeft kunnen bespreken met Woonplus. De kantonrechter verwerpt het bezwaar en laat de stukken toe tot het dossier.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren vanaf 18 oktober 2018 van Woonplus de woning aan het [adres 1] . De woning bevindt zich op de zevende verdieping van een flatgebouw met buitengalerijen.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van de Stichting Woonplus Schiedam ’ (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing. Artikel 7.8 van deze algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt door hem zelf, door huisgenoten, door dieren waarvoor hij aansprakelijk is dan wel door personen die zich met zijn goedvinden in of in de directe nabijheid van het gehuurde bevinden. Huurder is zowel voor eigen gedragingen als voor gedragingen van hen die het gehuurde gebruiken als voor hen die zich vanwege huurder in of in de directe nabijheid van het gehuurde bevinden verantwoordelijk. Bij aanhoudende overlast zal verhuurder overgaan tot beëindiging van de huurovereenkomst.”
2.3.
[gedaagde 2] heeft voorafgaand aan de huidige huurovereenkomst ook een woning gehuurd van Woonplus. In die woning woonde zij samen met [gedaagde 1] , die geen huurder was. Een aantal omwonenden heeft indertijd bij Woonplus geklaagd over overlast veroorzaakt door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] . Deze overlast bestond onder meer uit schreeuwen/schelden, slaan met deuren, harde muziek, het beledigen van buren, een sterke wietlucht rondom de woning en het niet aangelijnd laten rondlopen van twee (vecht)honden. Daarop heeft Woonplus [gedaagde 2] in oktober 2017 gedagvaard in kort geding en gevorderd om de woning te ontruimen. Deze vordering is op 31 juli 2018 door de kantonrechter afgewezen omdat – kort gezegd – Woonplus onvoldoende had onderbouwd dat de woon- en leefsituatie van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] een zodanige ernstige overlastgevende situatie met zich bracht dat dit de gevorderde ontruiming in kort geding kon dragen.
2.4.
Sinds begin 2021 heeft Woonplus meldingen ontvangen van overlast van een van de buren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Deze meldingen hadden onder meer betrekking op het uiten van bedreigingen, intimidatie, achtervolgen en het bonken op ramen door [gedaagde 1] .
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben eveneens verschillende meldingen gedaan bij Woonplus van bedreiging en intimidatie door [naam 3] .
2.6.
Sinds eind januari 2021 is ook de politie ingeschakeld. De politie heeft verschillende bestuurlijke rapportages opgemaakt, waaruit blijkt dat er tussen [gedaagde 1] en [naam 3] stelselmatig ruzies en conflicten ontstaan. In sommige gevallen is dit uitgemond in daadwerkelijke mishandelingen over en weer.
2.7.
Woonplus heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] per brief van 24 maart 2021 verzocht, en per brief van 29 oktober 2021 van haar advocaat gesommeerd, om de overlast per direct te stoppen. Woonplus heeft op 29 oktober 2021 [naam 3] eveneens gesommeerd om geen overlast meer te veroorzaken.
2.8.
De burgemeester van Schiedam heeft [gedaagde 1] per brief van 3 november 2021 een bestuurlijke waarschuwing gegeven en gesommeerd de overlastgevende gedragingen te stoppen.
2.9.
Na de waarschuwingen en sommaties hebben zowel Woonplus als de politie wederom klachten ontvangen over het gedrag van [gedaagde 1] .
2.10.
In december 2021 heeft Woonplus klachten over [gedaagde 1] ontvangen van een andere omwonende, [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Deze klachten zagen eveneens op bedreiging en intimidatie door [gedaagde 1] .
2.11.
Op 13 december 2021 heeft [naam 4] bij de politie melding gemaakt van een incident tussen hem en [gedaagde 1] . [gedaagde 1] zou [naam 4] hierbij onder meer hebben geïntimideerd en op het autodak van [naam 4] hebben geslagen.
2.12.
Op 30 mei 2022 heeft een incident plaatsgevonden tussen [gedaagde 1] en [naam 3] . De politie heeft op verzoek van de regisseur woonoverlast van de gemeente Schiedam een bestuurlijke rapportage opgesteld over dit incident. Hierin staat onder meer het volgende:
“Op maandag 30 mei 2022 omstreeks 08:26 uur worden politieambtenaren, door een medewerker van het Operationeel Centrum (OC) van de politie eenheid Rotterdam, verzocht te gaan naar [straatnaam] . Aldaar zou de melder [ [naam 3] ] door de buurman [ [gedaagde 1] ] zijn aangevallen met een mes en zou er zijn gevochten. De buurman [ [gedaagde 1] ] zou ondertussen weer zijn woning aan het [adres 1] zijn ingegaan. Naast deze melding wordt er ook een melding gedaan door de bewoonster van het [adres 1] [ [gedaagde 2] ]. Haar vriend [ [gedaagde 1] ]zou door de buurman van het [adres 2] [ [naam 3] ] te [plaatsnaam] zijn aangevallen en zou hierdoor bloed bij zijn wenkbrauw hebben. Meerdere politie-eenheden gaan hierop ter plaatse, waaronder de wijkagenten van [straatnaam] , Het is de wijkagenten ambtshalve bekend dat de bewoners van het [adres 1] en [adres 2] al geruime tijd onenigheid met elkaar hebben. Door beide bewoners zijn al vele meldingen bij de politie en woningstichting Woonplus gedaan.”
2.13.
Zowel [gedaagde 1] als [naam 3] zijn naar aanleiding van dit incident aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. [gedaagde 1] is eerst naar het ziekenhuis gebracht in verband met tijdens dit incident opgelopen verwondingen.
2.14.
Op 27 juni 2022 heeft de burgemeester van Schiedam aan [gedaagde 1] een voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van een last onder dwangsom wegens woonoverlast. [gedaagde 1] is daarbij uitgenodigd om op 4 juli 2022 zijn zienswijze over dit voornemen kenbaar te maken. [gedaagde 1] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

3..Het geschil

3.1.
Woonplus eist samengevat:
  • de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot de woning aan het [adres 1] te ontbinden;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om binnen vijf dagen na dagtekening van het vonnis de woning te ontruimen en verlaten en aan Woonplus beschikbaar te stellen, onder afgifte van de sleutels;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen aan Woonplus te betalen de kosten van de ontruiming conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming, als zij de woning niet vrijwillig ontruimen;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding, gelijk aan de huurprijs, vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Woonplus baseert de eis op het volgende. Door het ernstig en langdurig veroorzaken van overlast schiet [gedaagde 1] toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden. Dit tekortschieten kan niet meer ongedaan gemaakt worden en is dermate ernstig dat een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geoorloofd is. Daarnaast handelt [gedaagde 1] door het veroorzaken van overlast in strijd met de wet. [gedaagde 2] is als medebewoner van de woning aansprakelijk voor het gedrag van [gedaagde 1] .
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de eis en voeren het volgende aan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroorzaken geen overlast aan [naam 3] , [naam 4] of aan andere omwonenden. Zij onthouden zich van elke vorm van bedreiging, mishandeling, belediging en ander intimiderend gedrag in de richting van [naam 3] en andere omwonenden. Als er wel sprake is van een tekortkoming, rechtvaardigt deze niet de ontbinding van de huurovereenkomst. Dit is buitenproportioneel en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarnaast zijn er huisdieren aanwezig, zodat de belangen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten prevaleren boven het belang van Woonplus. Woonplus schiet tekort als goed verhuurder door niet te zorgen voor een prettige woonsfeer en niet te trachten de overlast te verminderen.

4..De beoordeling

Veroorzaken van overlast?
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van de wet en de algemene voorwaarden verplicht zijn zich als goed huurder te gedragen. Dit betekent – onder meer – dat zij zich dienen te onthouden van het veroorzaken van overlast aan omwonenden.
4.2.
Met de overgelegde stukken, waaronder het overzicht van de bij Woonplus gedane meldingen van overlast, de bestuurlijke rapportages van de politie en de door de gemeente Schiedam verstuurde brieven, heeft Woonplus in samenhang met de toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 1] ernstige en structurele overlast veroorzaakt. Deze overlast bestaat uit verschillende gedragingen, zoals bedreiging (waaronder met een mes), belediging, intimidatie en mishandeling, die tot overlast en angst bij de andere flatbewoners leiden. Daarnaast zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vechthonden in hun bezit hebben en deze loslaten op de galerij. Deze gedragingen zijn in de kern terug te voeren op een voortdurende burenruzie tussen [gedaagde 1] en [naam 3] en later ook tussen [gedaagde 1] en [naam 4] . De overlast vindt voornamelijk plaats in en rond de flat, waaronder in het portiek, op de galerij en op de parkeerplaats voor de flat. [gedaagde 1] is zowel door Woonplus als door de burgemeester van Schiedam gesommeerd de overlast te beëindigen. Helaas is dit niet gebeurd en is [gedaagde 1] doorgegaan met het veroorzaken van overlast, zelfs na het door Woonplus uitbrengen van de dagvaarding voor deze procedure.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] twee honden bezitten, beide Amerikaanse staffordshireterriërs. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben onweersproken aangevoerd dat de honden nooit bij een bijt- of geweldsincident betrokken zijn geweest. Uit het dossier blijkt echter dat er verschillende meldingen zijn gedaan bij de politie en de gemeente Schiedam dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de honden – tijdens incidenten met anderen – met opzet los hebben gelaten. Nu deze meldingen afkomstig waren van verschillende mensen en naar aanleiding van verschillende momenten, acht de kantonrechter de kale betwisting van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat zij de honden nooit loslaten niet geloofwaardig. De kantonrechter is van oordeel dat de honden – onder meer vanwege hun uiterlijk maar ook door hun gedrag – door omwonenden als dreigend kunnen worden ervaren, zeker als zij los worden gelaten. Daarbij tonen de stellingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , namelijk dat dit hondenras uitermate geschikt is als gezinshond en dat zij zich niet kunnen vinden in de aantijging dat omwonenden bang zijn voor de honden, aan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de klachten hierover bagatelliseren. De kantonrechter rekent hen dit aan, mede omdat de buren van de vorige woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook al veelvuldig hebben geklaagd over de honden.
4.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] weerspreken het veroorzaken van andere vormen van overlast. Zij voeren aan dat zij met [naam 3] in onmin leven sinds zij zich begin 2020, na een huiselijke twist hebben ontfermd over de toenmalige partner van [naam 3] , wat [naam 3] hen niet in dank afnam. De incidenten tussen [gedaagde 1] en [naam 3] vallen [gedaagde 1] niet te verwijten: [naam 3] zoekt telkens de confrontatie met hem op. [gedaagde 1] is hierbij juist het slachtoffer.
4.5.
Het overzicht van meldingen gedaan bij Woonplus in combinatie met de bestuursrechtelijke rapportages toont aan dat er – in ieder geval in de periode januari 2021 tot en met mei 2022 – op bijna dagelijkse basis confrontaties tussen [gedaagde 1] en [naam 3] hebben plaatsgevonden. Zeker nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat de (eerste) bestuurlijke rapportage geen goede weergave van de feiten geeft, had het op hun weg gelegen om de – in hun ogen – juiste feiten in dit geding naar voren te brengen. Dat de bestuursrechtelijke rapportage niet volledig is, omdat er niet in staat dat [gedaagde 1] van enkele gestelde gedragingen is vrijgesproken, kan hem niet baten. Een dergelijke rapportage heeft immers als doel om concrete situaties door te geven aan bestuurlijke instanties. Hoe deze situaties vervolgens strafrechtelijk dan wel anderszins worden afgewikkeld, maakt geen deel uit van de bestuurlijke rapportage.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de stellingen van Woonplus over de diverse incidenten tussen [gedaagde 1] en [naam 3] onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. De enkele ontkenning dat [gedaagde 1] geen overlast veroorzaakt en zich onthoudt van iedere vorm van bedreiging, mishandeling, belediging en intimiderend gedrag, is hiervoor niet voldoende.
4.7.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat [gedaagde 1] veelvuldig en op een uiterst hinderlijke manier overlast veroorzaakt. De meldingen liegen er niet om en bestaan uit onder meer bedreiging, provocatie, intimidatie en op de ramen bonken. Woonplus heeft in aanvulling hierop aangevoerd dat veel omwonenden overlast ondervinden van het gedrag van [gedaagde 1] . Zij zijn bang voor hem. [gedaagde 1] voert in reactie hierop aan dat er sprake is van beeldvorming en dat hij altijd alleen maar vriendelijk is tegen iedereen. De kantonrechter acht dit, gezien alle klachten, niet geloofwaardig. Dit wordt ondersteund door de bestuurlijke rapportage waaruit blijkt dat veel omwonenden tijdens een buurtonderzoek geen informatie hebben willen delen met Woonplus en de wijkagent, uit angst voor represailles. Daarnaast tilt de kantonrechter zwaar aan het feit dat het gedrag van [gedaagde 1] ook de 5-jarige dochter van [naam 3] angst aanjaagt. Zoals uit de bestuurlijke rapportage blijkt is zij op meerdere momenten getuige geweest van het mondelinge en fysieke geweld tussen [gedaagde 1] en [naam 3] en zij is daardoor erg bang.
4.8.
Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat [gedaagde 1] zich ook jegens de politie meermalen beledigend opstelt. Er wordt gerapporteerd dat [gedaagde 1] tijdens een gesprek ‘niet voor rede vatbaar’ is en in een ander gesprek “geïrriteerd” aangeeft ‘zijn stopwatch te zetten en binnen 48 uur teruggebeld te willen worden’. Daarnaast heeft [gedaagde 1] verschillende malen te kennen gegeven geen vertrouwen te hebben in de wijkagent ‘want deze is van Turkse afkomst en emotioneel betrokken bij dit incident’.
4.9.
Het conflict op 13 december 2021 met [naam 4] wordt door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eveneens onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter stelt vast dat een verdere onderbouwing van het gestelde incident, anders dan de verklaring van [naam 4] zelf, ontbreekt. Echter, uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat [gedaagde 2] de dag van het gestelde incident contact heeft opgenomen met de politie. In dit contact heeft zij gesteld dat [naam 4] ‘hen provoceerde en dreigde hen aan te pakken’. Hieruit volgt dat er op 13 december 2021 wel degelijk een incident tussen [gedaagde 1] en [naam 4] heeft plaatsgevonden. Het had dan ook op weg van [gedaagde 1] gelegen om zijn betwisting nader te motiveren, onder meer door aan te geven wat er dan wél is gebeurd. De enkele stelling dat [gedaagde 1] [naam 4] niet kent en dat er tussen hun niets is voorgevallen, is hiervoor niet voldoende en, in het licht van de melding van [gedaagde 2] bij de politie, onaannemelijk.
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben onweersproken aangevoerd dat zij niet strafrechtelijk zijn vervolgd voor de incidenten met [naam 3] , terwijl aan [naam 3] een gedragsaanwijzing in de vorm van een contactverbod is opgelegd en hij strafrechtelijk is veroordeeld voor zijn aandeel in een van de incidenten. [gedaagde 1] is bij dit specifieke incident, wat heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021, aangemerkt als slachtoffer. Dit betekent echter niet, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen, dat dit een indicatie is dat zij zich als goed huurders gedragen. De kantonrechter is daarbij niet blind voor de rol van [naam 3] bij deze incidenten, echter lijkt uit de diverse overgelegde stukken dat het gedrag van [naam 3] veelal een reactie is op het gedrag van [gedaagde 1] .
4.11.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verder aan dat Woonplus zelf tekortschiet door geen zorg te dragen voor een prettige woonsfeer en geen pogingen heeft ondernomen om de overlast te verminderen. Nog daargelaten het feit dat dit nog geen vrijbrief is voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om hun overlastgevende gedrag voort te zetten blijkt uit de stukken dat Woonplus verschillende malen contact heeft gezocht met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar aanleiding van de incidenten. Dit is zowel schriftelijk als telefonisch gebeurd. [gedaagde 1] heeft de aan hem gerichte waarschuwingen en sommaties genegeerd en dat Woonplus niet meer genegen is met gedaagden een mediationtraject in te gaan valt te begrijpen. De gevolgen hiervan komen dan ook voor zijn rekening en risico en kan hij niet afwentelen op Woonplus.
4.12.
Tot slot hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een USB-stick in het geding gebracht met daarop diverse filmpjes, drie geluidsfragmenten en een aantal foto’s. De kantonrechter heeft deze bekeken en beluisterd. Op de geluidsfragmenten wordt gesproken in een voor de kantonrechter onbekende taal, zodat deze buiten beschouwing worden gelaten. Ten aanzien van de filmpjes is de kantonrechter van oordeel dat hiermee enkel wordt benadrukt dát er sprake is van een situatie waarbij de onderlinge spanningen tussen de personen die hierop te zien zijn hoog oplopen. De filmpjes beginnen allen op een willekeurig moment tijdens een ogenschijnlijk al lopend incident, zodat het beeld wat hiermee wordt geschetst uiterst subjectief is. De filmpjes worden om deze redenen eveneens buiten beschouwing gelaten.
4.13.
Bij dit alles weegt de kantonrechter mee dat [naam 3] al langer dan tien jaar in de flat woont en dat er in die periode nooit klachten over hem zijn geweest van andere omwonenden. Weliswaar heeft [gedaagde 1] deze stelling van Woonplus betwist, maar enkel door aan te voeren dat er begin 2020 een incident heeft plaatsgevonden in de huiselijke sfeer. Dit was nu juist het incident waarna, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen, zij zich hebben ontfermd over de toenmalige partner van [naam 3] . Als onweersproken staat dus vast dat er voor die tijd geen klachten over [naam 3] zijn geweest. Daartegenover staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook in hun vorige woning in conflict kwamen met omwonenden. Deze voorgeschiedenis had [gedaagde 1] moeten weerhouden van het veroorzaken van overlast – in welke vorm dan ook – tegenover zijn nieuwe buren.
4.14.
Alles overziend komt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde 1] zich niet als goed huurder heeft gedragen door zich schuldig te maken aan bedreiging, mishandeling, belediging en intimiderend gedrag. Deze gedragingen vormen een ernstige tekortkoming van [gedaagde 1] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, die niet meer ongedaan gemaakt kan worden en die aan hem kan worden toegerekend.
Aansprakelijkheid medehuurder
4.15.
Woonplus stelt dat [gedaagde 2] als medebewoner aansprakelijk is voor het gedrag van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hiertegen aangevoerd dat [gedaagde 2] geen rol heeft gespeeld bij de incidenten.
4.16.
[gedaagde 2] is naast [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dit vloeit voort uit het stelsel van de wet. De huurovereenkomst is aangegaan door zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] , zij hebben beiden de overeenkomst getekend en gelden beiden als medehuurder. Naar analogie van artikel 7:267 lid 4 BW zijn zij tegenover Woonplus hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit de huur. Dit betekent dat de tekortkoming van [gedaagde 1] ook aan [gedaagde 2] kan worden tegengeworpen.
Ontbinding van de huurovereenkomst
4.17.
Gelet op de duur en de ernst van de overlast is de kantonrechter van oordeel dat deze tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [gedaagde 1] heeft meerdere kansen gehad om zijn gedrag aan te passen om deze ontbinding te voorkomen, maar is zelfs na de aankondiging van deze procedure doorgegaan met het veroorzaken van overlast. Mede gelet op de langdurige voorgeschiedenis en de excessieve vormen die de overlast heeft aangenomen zijn de redelijke grenzen van wat Woonplus moet aanvaarden overschreden. Woonplus heeft immers ook tegenover de andere huurders van de flat de verplichting om te zorgen voor een leefbare woonomgeving.
4.18.
Het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in algemene zin gestelde dat ontbinding van de huurovereenkomst buitenproportioneel is en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is verder niet onderbouwd zodat de kantonrechter hieraan voorbij zal gaan. De kantonrechter realiseert zich dat een toewijzing van de ontbindingsvordering voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingrijpende gevolgen heeft, omdat zij hierdoor hun woonruimte kwijtraken. De kantonrechter is echter van oordeel dat van Woonplus, mede gelet op de aard en ernst van de tekortkoming, in de gegeven omstandigheden niet kan worden gevraagd de huurovereenkomst voort te zetten. De belangen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , waar overigens niets over is gesteld, moeten daarvoor wijken. Het feit dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] huisdieren hebben maakt dit niet anders. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden toegewezen
4.19.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning hebben ontruimd en verlaten. Op grond van artikel 7:225 BW is ook na ontbinding van de huurovereenkomst een gebruiksvergoeding verschuldigd die gelijk is aan de huurprijs. Dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen.
Machtiging en ontruimingskosten
4.20.
De gevorderde machtiging van Woonplus om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren wordt afgewezen. Op grond van de wet mag Woonplus de ontruiming niet zelf ter hand nemen en is de gedwongen ontruiming voorbehouden aan de deurwaarder. Woonplus heeft geen machtiging nodig om de hulp van de deurwaarder in te schakelen.
4.21.
De op voorhand gevorderde ontruimingskosten zullen worden afgewezen omdat zij zich niet lenen voor een (voorwaardelijke) begroting. Bij het vonnis worden enkel de kosten vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt (met uitzondering van de nakosten in het kader van de proceskosten). Omdat daarvan bij ontruimingskosten geen sprake is, dit zijn namelijk kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt, kan de vordering op dit onderdeel niet worden toegewezen.
Proceskosten
4.22.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonplus tot vandaag vast op € 129,82 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,00 tarief). Dit is totaal € 631,82. Voor kosten die Woonplus maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,00 tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
Woonplus heeft gevorderd het vonnis uitvoer bij voorraad te verklaren en dit tevens te motiveren. Zij stelt dat van haar niet gevergd kan worden om een uitspraak in een eventueel hoger beroep af te wachten; zij heeft ook een verplichting jegens haar andere huurders. Deze huurders ondervinden overlast. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hiertegen geen verweer gevoerd.
4.24.
Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen feiten of omstandigheden hebben gesteld op grond waarvan het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zou kunnen worden verklaard, zijn er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende redenen om hiervan af te zien. Het vonnis wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot het gehuurde aan het [adres 1] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om het gehuurde, met al hetgeen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is en een ieder die bij hen verblijft, te ontruimen en verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonplus te stellen, binnen 5 dagen na heden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van een gebruiksvergoeding, gelijk aan de huurprijs, te betalen vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst (zijnde 9 september 2022) tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de kant van Woonplus tot vandaag vastgesteld op € 631,82;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Egmond en in het openbaar uitgesproken.
51668