Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[verweerder 5],
1..Het verloop van de procedure
- het op 3 december 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 18, van [verzoeker] ;
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 55, van [verweersters] ;
- de akte, met producties 19 tot en met 57, van [verzoeker] ;
- de brief van 4 januari 2022 van [verweerster 6] ;
- de brief van 6 januari 2022, met producties 58 tot en met 61, van de gemachtigde van [verweersters] ;
- de akte wijziging c.q. vermeerdering verzoek van [verzoeker] ;
- de brief van 7 januari 2022, met productie 58, van de gemachtigde van [verzoeker] ;
- de brief van 7 januari 2022, met producties 62 tot en met 65, van de gemachtigde van [verweersters] ;
- de brief van 10 januari 2022, met producties 59 en 60, van de gemachtigde van [verzoeker] ;
- de brief van 10 januari 2022, met producties 66 en 67, van de gemachtigde van [verweersters]
2..De vaststaande feiten
waarbij met ‘de Vennootschap’ wordt gedoeld op [verweerster 1] , kantonrechter):
- [verzoeker] , voorheen werkzaam voor één van de vennootschappen van het concern van [verweerster 3] , is vanwege zijn kennis en kunde door [verweerster 2] benaderd om in Amerika te gaan werken voor de Vennootschap en daarbij in de gelegenheid gesteld te participeren in de Vennootschap;
- [verweerster 2] en [naam bedrijf 2] houden de meerderheid van de aandelen in het kapitaal van de Vennootschap;
- Partijen wensen thans afspraken vast te leggen met betrekking tot hun huidige en toekomstige samenwerking, alsmede de wijze waarop zij wensen te handelen bij een eventueel einde van hun samenwerking.
[naam bedrijf 2] als [verzoeker] gedagvaard om op 23 februari 2022 voor de handelskamer van de rechtbank Rotterdam te verschijnen, waarbij onder meer de veroordeling van de beide gedaagden is gevorderd om - kort gezegd - mee te werken aan de overdracht van de aandelen [verweerster 1] op straffe van verbeurte van een dwangsom en hen tevens te veroordelen tot nakoming van de postcontractuele bedingen zoals opgenomen in de Overeenkomst en voorts hen te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.200.411 als schadevergoeding en € 4.710.000,- als boete wegens schending van bedoelde postcontractuele bedingen. Aan die vorderingen hebben de eisers ten grondslag gelegd dat de tussen partijen gesloten Overeenkomst aangemerkt moet worden als een overeenkomst van opdracht en niet als een arbeidsovereenkomst.
3..Het verzoek
- [verweerster 1] te veroordelen om op grond van artikel 7:672 BW aan [verzoeker] een schadevergoeding te betalen gelijk aan het verschuldigde salaris over de periode van 3 oktober 2021 tot en met 31 december 2021, waarbij het maandsalaris van [verzoeker] dient te worden vastgesteld op USD 10.833,33,
- [verweerster 1] te veroordelen om op grond van artikel 7:681 BW aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van USD 260.000,-,
- [verweerster 1] te veroordelen om aan [verzoeker] de wettelijke transitievergoeding van USD 36.111,10 te betalen, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de te geven beschikking, en
- te verklaren voor recht dat [verweerster 1] geen rechten meer kan ontlenen aan het in de
- het concurrentie- en/of relatiebeding volledig te vernietigen, dan wel het concurrentiebeding qua periode en geografisch bereik te beperken tot maximaal 3 april 2022 (derhalve zes maanden) en uitsluitend voor de Verenigde Staten van Amerika, dan wel te beperken tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen periode en geografisch bereik en de duur van het relatiebeding te verkorten naar maximaal twaalf maanden, dan wel tot een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen periode, en
- [verweerster 1] te veroordelen aan [verzoeker] een vergoeding van USD 10.833,33 per maand te betalen, althans een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen vergoeding, gedurende de periode dat het concurrentie- en/of relatiebeding van toepassing blijft, dan wel
- het in de Overeenkomst opgenomen concurrentie- en/of relatiebeding op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten werking te stellen, dan wel het concurrentiebeding qua periode en geografisch bereik te beperken tot maximaal 3 april 2022 (derhalve zes maanden) en uitsluitend voor de Verenigde Staten van Amerika, dan wel te beperken tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen periode en geografisch bereik, en de duur van het relatiebeding te verkorten naar maximaal twaalf maanden, dan wel tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen periode, en
- [verweerster 1] te veroordelen aan [verzoeker] een vergoeding van USD 10.833,33 per maand te betalen, althans een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen vergoeding, gedurende de periode dat het concurrentie- en/of relatiebeding van toepassing blijft;
4..De beoordeling
salarisvan USD 130.000,-’. Daarnaast had [verzoeker] wekelijks overleg met de directie en diende hij aan hen te rapporteren over de voortgang. Tot 2018/2019 had [verzoeker] geen toegang tot de bankrekening van de vennootschap. Dit berustte toen bij de directie en voor het doen van betalingen diende [verzoeker] contact te zoeken met de financiële administratie van [naam bedrijf 1] in Nederland. Na lang aandringen heeft [verzoeker] eerst eind 2019 -tot inzien beperkt- toegang gekregen tot die bankrekening maar ook toen kon en mocht hij niet zelfstandig betalingen of betalingstoezeggingen doen. Voor alles had hij goedkeuring nodig van de directie.
ECLI:NL:HR:2020:1746 inzake X/ Gemeente Amsterdam) volgt dat de kwalificatie van een overeenkomst moet worden onderscheiden van de -daaraan voorafgaande- vraag welke rechten en verplichtingen partijen overeengekomen zijn. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie).
HR 14 november 1997, ECLI:NL:1997:ZC2495) wel is afgeleid, speelt de bedoeling van partijen dus geen rol bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst (
HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746).