In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door eiser tegen het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Eiser had op 15 juni 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten betreffende het selectiebeleid van de PwC Honours Class openbaar te maken. Verweerder heeft dit verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de Wob niet van toepassing was, omdat de gevraagde stukken gedeeltelijk al openbaar waren en het verzoek voor het overige als een regulier informatieverzoek moest worden aangemerkt. Bij besluit van 13 oktober 2021 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de hoorzitting onzorgvuldig was verlopen, omdat hij deze niet had kunnen bijwonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder eiser tijdig had uitgenodigd voor de hoorzitting en dat eiser op de hoogte was van de procedure. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen van verweerder en dat de bestreden besluiten niet in strijd met de wet tot stand waren gekomen.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een dwangsom, omdat verweerder niet tijdig op zijn bezwaarschrift zou hebben beslist. De rechtbank oordeelde dat er geen geldige ingebrekestelling was gedaan, waardoor het verzoek om een dwangsom niet kon worden toegewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding.