ECLI:NL:RBROT:2022:789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
9513275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een achterstand in de zorgpremie en bijkomende kosten van de gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst had afgesloten. De gedaagde had een betalingsachterstand van in totaal € 1.882,26 over de periode van april 2018 tot en met september 2021, en had daarnaast een zorgkostennota van 21 september 2017 openstaan. Zilveren Kruis had de gedaagde meerdere keren aangemaand om te betalen, maar de gedaagde had slechts gedeeltelijke betalingen verricht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig en volledig had betaald en dat de vordering van Zilveren Kruis, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, gerechtvaardigd was. De gedaagde had weliswaar geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar de kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis niet verplicht was om hiermee akkoord te gaan. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 767,62, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9513275 \ CV EXPL 21-35750
uitspraak: 4 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Zilveren Kruis” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 22 oktober 2021, met producties;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde] met producties, ingediend per e-mail van 22 oktober 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 23 november 2021;
  • de akte van Zilveren Kruis van 5 januari 2022, met producties.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen partijen is een zorgverzekeringsovereenkomst met polisnummer [polisnummer] tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] verzekeringspremie, eigen risico, eigen bijdrage en eventuele door Zilveren Kruis voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van de verzekeringspremie over de periode april 2018 tot en met september 2021 en de zorgkostennota van 21 september 2017
laten ontstaan van in totaal € 1.882,26.
2.3.
De gemachtigde van Zilveren Kruis heeft [gedaagde] bij brief van 12 november 2019 aangemaand om binnen een termijn van 15 dagen, nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, een totaalbedrag van € 74,80 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met de wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van
€ 48,40 inclusief btw.
2.4.
In de periode van 26 januari 2020 tot en met 23 augustus 2021 heeft [gedaagde] diverse deelbetalingen verricht, in totaal ten bedrage van € 1.207,85.

3..De vordering

3.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 767,62, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de door hem uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst aan Zilveren Kruis verschuldigde zorgkostennota’s in de periode van april 2018 tot en met september 2021 en de zorgkostennota van 21 september 2017, ten bedrage van in totaal
€ 1.882,26. Zilveren Kruis zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [gedaagde] heeft door middel van diverse deelbetalingen een totaalbedrag van
€ 1.207,85 aan (de gemachtigde van) Zilveren Kruis voldaan, maar is in gebreke gebleven met voldoening van het restant. Zilveren Kruis maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke rente tot 22 oktober 2021 van € 44,81 alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 40,00, vermeerderd met € 8,40 aan btw.
3.3.
De vordering van Zilveren Kruis is dientengevolge als volgt opgebouwd:
Hoofdsom € 1.882,26
Wettelijke rente tot 22-10-2021 € 44,81
Buitengerechtelijke kosten € 48,40
--------------
Subtotaal € 1.975,47
Voldaan aan gemachtigde € 1.207,85 -/-
--------------
Totaal € 767,62

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de door Zilveren Kruis gestelde betalingsachterstand niet betwist, maar heeft gesteld dat hij meerdere keren contact heeft opgenomen met de gemachtigde van Zilveren Kruis om zijn moeilijke financiële situatie uit te leggen en te trachten een betalingsregeling te treffen voor het openstaande bedrag. De gemachtigde van Zilveren Kruis is daar echter niet mee akkoord gegaan. [gedaagde] heeft op 22 september 2021 getracht twee keer een bedrag van € 50,00 over te maken, hetgeen niet gelukt is. [gedaagde] betaalt ook via het CAK. Hij heeft inmiddels weer werk en stelt een betalingsregeling voor van € 50,00 per maand, naast de lopende premie.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie over de periode van april 2018 tot en met september 2021 en de zorgkostennota van 21 september 2017 heeft laten ontstaan ten bedrage van in totaal
€ 1.882,26.
5.2.
[gedaagde] heeft voorts niet betwist - en daarmee staat vast - dat hij tot de dag van dagvaarding (22 oktober 2021) een bedrag van € 44,81 aan wettelijke rente verschuldigd
is.
5.3.
Zilveren Kruis maakt eveneens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door de gemachtigde van Zilveren Kruis verzonden aanmaning van 12 november 2019 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] worden uitgegaan. Uit de door Zilveren Kruis in haar dagvaarding vermelde data waarop [gedaagde] diverse deelbetalingen heeft verricht, volgt dat [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn van vijftien dagen, nadat de aanmaning van
12 november 2019 bij [gedaagde] is bezorgd, tot betaling van de in de aanmaning genoemde hoofdsom is overgegaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 inclusief btw is dan ook toewijsbaar.
5.4.
Vast staat dat [gedaagde], nadat Zilveren Kruis haar vordering ter incasso uit handen had gegeven, ter voldoening van onderhavige schuld in de periode van 26 januari 2020 tot en met 23 augustus 2021 diverse deelbetalingen aan (de gemachtigde van) Zilveren Kruis heeft verricht, in totaal ten bedrage van € 1.207,85.
5.5.
Ten aanzien van de toerekening van deze betalingen aan het verschuldigde heeft te gelden dat, ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW, betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering strekken van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom. Correcte toepassing van de imputatieregeling brengt mee dat met de door [gedaagde] verrichte betalingen van in totaal € 1.207,85 de tot 22 oktober 2021 verschenen rente van € 44,81 en de buitengerechtelijke kosten van € 48,40 (inclusief btw) volledig zijn voldaan en er van de hoofdsom nog een bedrag resteert van € 767,62.
5.6.
[gedaagde] kan de stelling dat Zilveren Kruis niet akkoord is gegaan met een betalingsregeling niet aan Zilveren Kruis tegenwerpen. Op grond van artikel 6:29 BW kan Zilveren Kruis geenszins verplicht worden genoegen te nemen met betaling in gedeelten en mag zij betaling van de volledige vordering ineens verlangen. Uit de door Zilveren Kruis overgelegde brieven van 13 januari 2020, 4 november 2020 en 27 januari 2021 volgt bovendien dat Zilveren Kruis reeds driemaal eerder een betalingsregeling met [gedaagde] heeft getroffen, welke betalingsregelingen [gedaagde] meerdere malen niet correct is nagekomen.
5.7.
[gedaagde] heeft thans wederom een voorstel tot het treffen van een betalingsregeling gedaan van € 50,00 per maand, naast betaling van de lopende premie. Met dit voorstel is Zilveren Kruis niet akkoord gegaan. Gelet op de inhoud van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Zilveren Kruis. Uiteraard staat het [gedaagde] vrij aan de hand van dit vonnis bij de gemachtigde van Zilveren Kruis te trachten alsnog een betalingsregeling te treffen.
5.8.
Ten slotte heeft [gedaagde] nog gesteld dat hij eveneens aan het CAK betaalt. Hoewel niet nader door [gedaagde] toegelicht, neemt de kantonrechter aan dat [gedaagde] hiermee doelt op de aanmelding van [gedaagde] bij het CAK in verband met het bestaan van een achterstand in de betaling van de zorgverzekeringspremie van zes maanden of meer, ten gevolge waarvan het CAK een hogere, bestuursrechtelijke premie bij [gedaagde] in rekening brengt. Gesteld noch gebleken is echter dat de thans door Zilveren Kruis gevorderde premiebedragen zien op dezelfde periode als die ten aanzien waarvan het CAK een hogere, bestuursrechtelijke premie bij [gedaagde] in rekening brengt of heeft gebracht. [gedaagde] heeft bovendien geen rechtsgevolg verbonden aan zijn stelling dat hij ook aan het CAK betaalt, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij zal gaan.
5.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Zilveren Kruis worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen € 767,62, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 630,60 aan verschotten (waarvan € 507,00 aan griffierecht en
€ 123,60 aan dagvaardingskosten) en € 186,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487