In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022, stond de wettelijke aansprakelijkheid van ouders voor een minderjarig kind centraal. De eiseres, Stichting Yuverta, had een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2], beiden wettelijk vertegenwoordigers van hun dochter, die vanaf schooljaar 2017/2018 bij Yuverta was ingeschreven. Yuverta had een iPad voor de dochter gefinancierd en stelde dat de ouders tekortschoten in hun betalingsverplichting uit een op 9 juli 2018 gesloten overeenkomst, de 'betalingsregeling iPad'.
De kantonrechter verleende verstek tegen [gedaagde 1], die niet had gereageerd op de vordering. De rechter oordeelde dat [gedaagde 1] als wettelijk vertegenwoordiger gehouden kon worden aan de overeenkomst die door haar partner was gesloten. De gevorderde hoofdsom, rente en incassokosten werden toegewezen, en [gedaagde 1] werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Ten aanzien van [gedaagde 2] betwistte deze dat hij verantwoordelijk was voor de kosten van de iPad, aangezien zijn dochter bij haar moeder en stiefvader woonde. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet door [gedaagde 2] of [gedaagde 1] was ondertekend en dat de dochter onbevoegd was vertegenwoordigd door de partner van [gedaagde 1]. De vordering van Yuverta tegen [gedaagde 2] werd afgewezen, en Yuverta werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde 2].
De kantonrechter concludeerde dat de wettelijke aansprakelijkheid van ouders voor een minderjarig kind zich niet uitstrekt tot nakoming van door een derde onbevoegd gesloten overeenkomsten, vooral niet wanneer deze buiten het zicht en zonder instemming van de ouder zijn gesloten. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.