Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 12 januari 2022, met producties;
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 20 januari 2022, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de aantekeningen van het nadere mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 24 maart 2022, met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van Erasmus, met productie;
- de akte wijziging van eis van Erasmus, met producties;
- de brief van 1 juni 2022 van Erasmus, met productie;
- de e-mail van 2 juni 2022 van [gedaagde], met producties;
- de e-mails van 3 juni 2022 van Erasmus, met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 3 juni 2022, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van mr. Urbanus;
- de akte van Erasmus, met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde].
2..De feiten
(hierna: ‘[naam 3]’) als huurder.
3..Het geschil
- de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden, althans te verklaren voor recht dat die huurovereenkomst is ontbonden;
- [gedaagde] te veroordelen om de woning op straffe van een dwangsom te ontruimen, met veroordeling van [gedaagde] in de integrale kosten van de ontruiming dan wel een bedrag van € 5.000,00 toe te wijzen als (voorschot op de) schadevergoeding;
- [gedaagde] te veroordelen om aan Erasmus te betalen € 4.289,61 met rente en een bedrag van € 630,60 per maand tot en met de maand van ontruiming;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
aan de advocaat van Erasmus heeft bevestigd dat zij toestemming heeft verleend aan [gedaagde] om de sleutels bij [naam 3] in te leveren. Tevens heeft [naam 1] in het telefoongesprek met de advocaat van Erasmus verklaard dat zij meent dat [gedaagde] toen is vertrokken. Van [naam 3] en [naam 3] heeft Erasmus, ondanks dat zij hen aangetekende brieven heeft gestuurd, niets meer vernomen. Gelet op het, met stukken onderbouwde, consistente verhaal van [gedaagde] - dat ook gedeeltelijk wordt bevestigd door de verklaring van [naam 1] - inhoudende dat hij het energiecontract met betrekking tot de woning per 31 december 2019 heeft beëindigd, hij per die datum de woning heeft verlaten en de sleutels heeft achtergelaten bij [naam 3], hij in oktober 2020 een huis in Lelystad heeft gekocht, waarbij hij ook heeft toegelicht dat hij in de periode daarvoor is teruggekeerd naar het huis waar zijn gezin verbleef, had het op de weg van Erasmus gelegen om concreet en met stukken te onderbouwen dat de huurovereenkomst met [gedaagde] na 31 december 2019 is blijven doorlopen. Dat heeft Erasmus echter niet gedaan.