Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser01] ,
1..[gedaagde01],
“ [gedaagde02] ”.
1..De procedure
- de exploten van dagvaarding van 24 november 2021, met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3;
- het tussenvonnis van 24 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [eisers] overgelegde brief van 12 mei 2022, met producties 9 en 10;
- de tijdens de mondelinge behandeling aan de zijde van [eisers] overgelegde spreekaantekeningen.
2..De feiten
Door diverse omstandigheden hebben partijen in goed overleg besloten tot beëindiging van alle tussen partijen aanwezige overeenkomsten.
Dit omvat expliciet dat [naam01] geen werkzaamheden meer voor [naam bedrijf01] (…) zal verrichten.
Partijen zullen op een nader te bepalen tijdstip, bij voorkeur op korte termijn, overleg voeren over de financiële afwikkeling.
Partijen verrichten een oplevering van het tot op heden uitgevoerde werk, waarbij aan de hand van het bestek expliciet zal worden beschreven en gefotografeerd hetgeen is uitgevoerd.
.
€ 3.030,14, € 2.873,02, € 3.366,83, € 695,81, € 942,71 en € 1.364,64 (alle inclusief btw) bij [eisers] in rekening gebracht met betrekking tot door hem verrichte werkzaamheden. Deze declaraties zijn door [eisers] voldaan.
3..De vordering
(niet-)nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Hoewel [gedaagde02] zich er dus van bewust was dat de grondslag van de vordering gewijzigd diende te worden, heeft hij nagelaten dit tijdig en op voldoende duidelijke wijze te doen. Aldus heeft [gedaagde02] niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
€ 11.214,44 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 augustus 2021 tot de dag der algehele voldoening, en € 887,14 aan buitengerechtelijke incassokosten;