Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/108910-22
Parketnummer TUL: 10/022664-20
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 09 september 2022.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. C.H. van Breevoort-de Bruin,
officier van justitie mr. F. Smeets,
griffier mr. I.M. Sinon.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt verder mee dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De officier van justitievordert dat de tenlastelegging wordt gewijzigd. Zij legt daartoe een vordering over.
De verdachteen
de raadsmanverklaren geen bezwaar te hebben tegen de wijziging.
De politierechterwijst de vordering toe. De vordering is aan dit proces-verbaal gehecht en maakt daarvan deel uit.
De griffierreikt een door haar gewaarmerkt afschrift van de wijziging aan de verdachte en de raadsman uit, waarna het onderzoek met toestemming van de verdachte en de raadsman wordt voortgezet.
De camerabeelden van de gebeurtenis worden ter terechtzitting afgespeeld.
De verdachteverklaart desgevraagd:
Ik zag mezelf op de beelden. Ik ben degene die u op de rug zag met de tekens op het vest. U zegt dat ik kennelijk in discussie was met de politie en dat ik werd geslagen met een wapenstok, die ik vervolgens heb vastgepakt. Dat klopt. Ik heb niet gezien wie die andere persoon was die er later tussen kwam. De politie zei dat ik weg moest, dat ik moest opzouten en weggaan. Ik zei dat ik iemand kwam ophalen. De politieagent die recht tegenover mij stond, gaf me twee klappen in mijn gezicht met zijn hand. Ik zei: maat, ik heb niet gedronken. Ik houd niet van feesten, dus ik kwam niet bij het feest vandaan. Waarom moest ik weg, vroeg ik aan de politieagent. Hij pakte daarna zijn knuppel en sloeg mij.
U vraagt mij of ik heb gezien hoe de situatie ter plaatse was. Nee, ik was aan de telefoon met die maat die binnen aan het werk was. Het was druk, maar dat is daar altijd het geval. Er liep al veel politie heen en weer. Ik had geen besef dat er iets aan de hand was. Ik had de ambulance wel gezien, maar ik stond niet in de weg van de ambulance. Op het moment dat ik daar aankwam was er nog geen politie. Toen de politie ter plaatse kwam schreeuwden ze naar mij dat ik moest weggaan. Ik zei tegen de politieagent(en): praat normaal met mij. Ik kom niet van dat feest. Ik kom iemand ophalen. Ik zei ook tegen de politieagent(en): we gaan niet ver komen als jij tegen mij gaat schreeuwen. Ik vroeg welk strafbaar feit ik had gepleegd. Ik praatte normaal, waarom moesten ze schreeuwen? U vraagt mij of ik mij ervan bewust ben dat ik de bevelen van de politie moest opvolgen en weg moest gaan. Dat hangt van de toon af. Ik vond de toon van de politie verkeerd. Welk nut heeft het om mij te slaan om weg te gaan? De rest zie je in het filmpje. Ik werd gebeten door de hond. Toen heb ik met de wapenstok geslagen. Het werd zwart voor mijn ogen. Ik wist niet dat ik ze raakte. Dat zag ik pas toen ik de video later bekeek.
U vraagt mij hoe ik op de gebeurtenis terugkijk. Het is gebeurd. Een verhaal heeft twee kanten. Ik ga er niet omheen draaien. Je kan mensen op een normale manier behandelen en benaderen. Als een moeder daar zou zijn en die kwam een kind ophalen, dan is het ook niet normaal om haar op zo een manier te behandelen. Ik vind het niet normaal hoe zij mij hebben behandeld. Ik heb uit zelfverdediging gehandeld. U vraagt of mij iets te verwijten valt. Nee, ik vind niet dat ik iets fout heb gedaan. U zegt dat ik weg had moeten gaan toen de politie dat vroeg. Nee, niet op die toon. Iedereen is van vlees en bloed. Er zijn ook wijkagenten die normaal praten. Niet zo van: hee, opzouten en mij vervolgens duwen.
Mijn advocaat vraagt mij of ik gewaarschuwd ben voordat de wapenstok en de taser werden gebruikt. Nee, ik ben niet gewaarschuwd. Ook niet toen ik de klap met vlakke hand in mijn gezicht kreeg.
De politierechterbespreekt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het adviesrapport van 7 december 2021 betreffende de voorwaardelijke veroordeling.
De verdachteverklaarde desgevraagd:
Ik werk, maar ik ga niet zeggen hoeveel ik verdien. Dat gaat niemand iets aan. Ik heb twee kinderen en voor één van die kinderen ben ik financieel verantwoordelijk. Eén van de kinderen mag ik niet zien. Ik werk elke dag en daarvan kan ik rondkomen. Er zijn wel een paar dingen waarbij ik hulp wil, maar de reclassering kon mij daarmee niet helpen. Het schiet niet op als ze alleen maar vragen hoe het mij gaat. Ik wil wel naar de reclassering en ik doe mijn best om mijn leven op orde te brengen, maar ik word niet geholpen. Er gebeurt niks, wat moet ik dan? Ik wil verder niks over mezelf vertellen.
De politierechterbespreekt de vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij voert aan:
Het was druk en er hing een grimmige sfeer. De aanwezige agenten kregen opdracht om de Kruiskade leeg te vegen. De verdachte was daar om een vriend op te halen. Uit meerdere processen-verbaal blijkt dat de agenten hem meermalen hebben gezegd dat hij weg moest gaan. Hij verklaart zelf dat hem op een boze manier werd gezegd dat hij moest vertrekken. Hij luisterde niet en wilde doorlopen naar Villa Thalia. Een agent heeft hem een duw met de hand gegeven, waarna de verdachte naar de agent beweegt en een gevechtshouding aanneemt. De agent duwt de verdachte opnieuw en verdachte komt weer terug. Vervolgens pakt de agent de wapenstok en slaat meerdere keren op het bovenbeen van de verdachte. Uiteindelijk wordt de politiehond ingezet. Volgens de ambtsinstructie kan een waarschuwing voordat de politiehond wordt ingezet achterwege blijven indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten. Er was op dat moment sprake van een grote menigte die om de agenten en de hulpverlening stonden. Er werd veel geduwd en getrokken en er waren vechtpartijen. Ook zaten mensen onder het bloed. Gezien de dreigende sfeer kan ik mij goed voorstellen dat de agent geen tijd had om de verdachte te waarschuwen. Ik stel mij op het standpunt dat de wapenstok rechtmatig is ingezet. De verdachte heeft gezegd: als je mij aanraakt geef ik je een klap en ga je liggen. Daarop heeft de agent de verdachte een duw gegeven, maar de verdachte ging alsnog niet weg. De aangever heeft verklaard dat hij de verdachte twee klappen met de wapenstok heeft gegeven. De politiehond was toen nog niet ingezet. Pas toen de verdachte de wapenstok van de agent afpakte is de politiehond ingezet. Dat mag als sprake is van een volksmenigte waarvan dreiging uitgaat of als gevaar is voor zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is sprake, want met een wapenstok kan fors letsel worden toegebracht. Het escaleerde zo snel dat waarschuwen waarschijnlijk niet meer mogelijk was. Ook is de taser twee keer ingezet. De eerste keer lijkt de taser geen effect te hebben gehad. Uit de FARR-verklaring blijkt dat de pijltjes van de taser in de kleding van de verdachte zaten. Ik stel mij op het standpunt dat de agenten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren en dat zij opdracht kregen om de openbare orde te herstellen. De toepassing van geweldsmiddelen was niet disproportioneel, want er zat een opbouw in de geweldstoepassing. De verdachte luisterde niet en ging niet weg. De verdachte heeft de wapenstok van de agent afgepakt en heeft daarmee meermalen de agent en de hond geslagen. Het welzijn van de politiehond is dus benadeeld. Het zijn ernstige feiten met een nare afloop voor de aangever en de hond. De agenten worden in hun werk geacht de rechtsorde te handhaven en dienen daarbij niet te worden belemmerd. Als de verdachte had meegewerkt had hij geen bijtwonden opgelopen. Ik heb dat echter wel meegewogen in de straf eis.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De officier van justitie vordert ook toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij vordert de officier van justitie gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsmanvoert in aanvulling op de overgelegde pleitnotities verder aan:
U ziet voor zich een verdachte die zich moeilijk opstelt. Ik wijs u erop dat hij sinds zijn twaalfde wordt bijgestaan door onder andere jeugdbescherming. Ook kon hij niet thuis opgroeien. Als je zelf mishandeld bent, heb je het moeilijk in relaties en daar houdt de veroordeling van twee jaar geleden verband mee. Zijn copingmechanisme is werken, maar de reclassering wilde hem ook helpen met schuldenaflossing. De verdachte zag vooral dat ze hem niet konden helpen aan een woning. Dat frustreert hem. Hij werkt als pakketbezorger en hij heeft een eigen auto, maar nog geen eigen woning. Hij kent zijn eigen problematiek en weet dat hij daar verre van moet blijven. Ik begrijp dat je als officier van justitie komt tot een strafeis van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden als je sec kijkt naar de tenlastelegging, maar dat is niet aan de orde. Wat de voorwaardelijke straf betreft heeft de verdachte gedaan wat we van hem vroegen, namelijk niet opnieuw een strafbaar feit plegen. Ik verzoek u de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling af te wijzen, althans de proeftijd te verlengen. Ik vraag u de tijd die de verdachte in verzekering of voorarrest heeft doorgebracht af te trekken van de op te leggen straf. Er zijn nog steeds geen goede behandelplekken voor de verdachte. Ik verzoek u de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren.
Zij deelt mee:
Allereerst stel ik mij ten aanzien van het niet ontvankelijkheidsverweer van de raadsman op het standpunt dat er geen sprake is van een vormverzuim. Ik heb al betoogd waarom de inzet van geweldsmiddelen rechtmatig was. Er is voldaan aan de voorwaarden van de ambtsinstructie. Er was sprake van opbouw in geweld. Ik verwijs in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1590. Mocht u toch concluderen dat sprake is van een vormverzuim, dan stel ik mij op het standpunt dat hoogstens strafvermindering dient te worden toegepast. Er is geen sprake van doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort doen aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. In de tweede plaats merk ik op dat niet het hele incident op beeld staat. De verbalisanten relateren dat de verdachte een vechthouding had aangenomen voordat de beelden starten. Ik hoor de raadsman zeggen dat de verdachte achteruit liep en toen werd getaserd, maar de verdachte had toen wel al de wapenstok vast. In de derde plaats: ik heb de raadsman ook horen zeggen dat de verdachte geen advocaat mocht raadplegen. Ik heb geen reden om te twijfelen aan wat is opgeschreven. Op straat is de verdachte medegedeeld dat hij een advocaat kon raadplegen, ook bij de voorgeleiding en voorafgaand aan het verhoor is hem dat medegedeeld. Ik heb niet gelezen dat de verdachte zou zijn ontmoedigd om een gekozen advocaat te raadplegen. In de vierde plaats stel ik mij op het standpunt dat het beroep op (putatief) noodweer(exces) niet kan slagen. Verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Er is geen sprake van verontschuldigbare dwaling, want de verdachte verklaart dat hij heel goed wist dat hij weg moest gaan. In de vijfde plaats, en tot slot, merk ik op dat het wenselijk was geweest als er destijds beelden van de gebeurtenis waren opgevraagd. Ik weet niet waarom die beelden niet zijn opgevraagd. De politie kon dat ook niet meer achterhalen. Alle processen-verbaal in het dossier komen in ieder geval in grote lijnen, en soms ook op detail, overeen. De politieagenten schrijven ook over hun eigen geweldshandelingen en dat komt overeen met de beelden. Ik meen dat er sprake is van een eerlijk proces. Er waren inderdaad stukken waarvan het handig was geweest als die van meet af aan waren toegevoegd aan het dossier. Ik heb zoveel mogelijk meegewerkt om die stukken toch aan het dossier toe te voegen. De raadsmanwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren, maar hij maakt daarvan geen gebruik.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken, maar hij maakt daarvan geen gebruik.
De politierechtersluit het onderzoek en deelt mee dat schriftelijk vonnis zal worden gewezen. De uitspraak van dat vonnis zal plaatsvinden op de terechtzitting van 23 september 2022 om 13.00 uur.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter. De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede vast te stellen en te ondertekenen.