Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 27 december 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam. De huurder vorderde een schadevergoeding van € 3.220,00 wegens schade aan zijn inboedel die zou zijn ontstaan door lekkage in de woning. De huurder stelde dat de verhuurder tekort was geschoten in zijn onderhoudsverplichtingen, waardoor de lekkage niet tijdig was verholpen. De verhuurder betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat zij adequaat had gereageerd op de meldingen van de huurder en dat de lekkage niet aan haar kon worden toegerekend.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 november 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 februari 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen lekkage of ander gebrek meer aanwezig was in het gehuurde. De kernvraag was of de verhuurder aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade die de huurder had geleden als gevolg van de lekkage. De kantonrechter overwoog dat de verhuurder alleen aansprakelijk is voor schade die aan hem kan worden toegerekend, en dat er onvoldoende bewijs was dat de lekkage het gevolg was van slecht onderhoud of nalatigheid van de verhuurder.
De kantonrechter concludeerde dat de huurder niet had aangetoond dat de lekkages het gevolg waren van een gebrek dat aan de verhuurder kon worden toegerekend. De vordering van de huurder werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders en huurders in het kader van onderhoud en aansprakelijkheid voor schade.