ECLI:NL:RBROT:2022:8187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9483432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en verweer op grond van verrekening

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 1.100,- voor de aanschaf en installatie van een nieuwe cv-ketel, die op 1 januari 2021 was geplaatst. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij de factuur niet hoefde te betalen, omdat de cv-ketel kapot was gegaan door een eerdere ondeugdelijke reparatie door de eiseres. Hij stelde dat de kosten voor de nieuwe cv-ketel voor rekening van de eiseres moesten komen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat hij niet in gebreke heeft gesteld. De rechter oordeelde dat de eiseres recht had op betaling van de factuur, omdat de gedaagde de kosten voor de nieuwe cv-ketel had veroorzaakt door zijn verzoek om de rekening achteraf te ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor een succesvol beroep op verrekening en de verplichtingen van partijen bij het sluiten van een overeenkomst. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet kon aantonen dat hij niet akkoord was met de prijs en dat de eiseres recht had op betaling van de factuur.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9483432 / CV EXPL 21-33251
uitspraak: 29 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 5 oktober 2021,
gemachtigde: dhr. Th. J. Wouters te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de schriftelijke reactie van de zijde van [gedaagde] van 2 december 2021;
  • de aanvullende producties 6 t/m 9 van de zijde van [eiseres];
  • het tussenvonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 24 februari 2022 plaatsgevonden. Namens [eiseres] is verschenen [naam 1], bijgestaan door haar gemachtigde, [naam 2]. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 1 januari 2021 heeft [eiseres] een storingsmelding ontvangen van [gedaagde]. Naar aanleiding van die melding heeft een monteur van [eiseres] op dezelfde datum een onderzoek verricht aan zijn cv-ketel.
2.2.
Bij factuur met factuurdatum 1 januari 2021 heeft [eiseres] een bedrag van € 1.100,- bij [gedaagde] in rekening gebracht. De factuur heeft betrekking op de aanschaf van een nieuwe cv-ketel van het merk Vaillant eco TEC classic VHR NL 23-28/5-3 HR CW4.
2.3.
Op 2 januari 2021 heeft een monteur van [eiseres] een nieuwe cv-ketel bij [gedaagde] geïnstalleerd.
2.4.
Bij brief van 7 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.100,00 aan hoofdsom, € 15,97 aan verschenen rente tot 30 september 2021 en € 165,00 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] een cv-ketel heeft geplaatst en [gedaagde] gehouden is tot betaling van de cv-ketel. [gedaagde] heeft de factuur ondanks aanmaning niet betaald. Hij is daarom ook rente en kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert – kort gezegd – het volgende verweer. Hij hoeft de factuur niet te betalen. De monteur heeft tijdens zijn bezoek op 1 januari 2021 aan [gedaagde] meegedeeld dat de cv-ketel kapot is gegaan doordat een eerdere reparatie aan de cv-ketel in juni 2020 niet goed, dan wel onnodig, is uitgevoerd. Aangezien de ketel kapot is gegaan door een fout van [eiseres] zouden de kosten voor de nieuwe cv-ketel en de installatie daarvan voor rekening van [eiseres] moeten komen. Omdat [gedaagde] het niet eens was met de in rekening gebrachte kosten verzocht [gedaagde] na het plaatsen van de nieuwe cv-ketel de factuur achteraf te ontvangen, in plaats van ter plekke het totaalbedrag te pinnen.

4..De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de factuur van 1 januari 2021, waarbij hem de aanschaf van de nieuwe cv-ketel in rekening is gebracht.
4.2.
[gedaagde] stelt in de eerste plaats dat [eiseres] de reparatiekosten van de reparatie die plaats heeft gevonden in juni 2020 in mindering dient te brengen op onderhavige factuur, vanwege de ondeugdelijke, dan wel onnodige, uitvoering. Voor zover [gedaagde] hiermee een beroep op verrekening beoogt, slaag dit verweer niet. Voor een succesvol beroep op verrekening is - onder meer - vereist dat partijen over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn (zie artikel 6:127 BW). De stelling van [gedaagde] dat zijn oude cv-ketel op 1 januari 2021 kapot is gegaan als gevolg van een ondeugdelijk, dan wel onnodig, uitgevoerde reparatie in juni 2020 door [eiseres] is echter, tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiseres], onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft de cv-ketel kennelijk tot een halfjaar na de reparatie probleemloos gefunctioneerd. Het is derhalve niet komen vast te staan dat [eiseres] is tekortgeschoten ten aanzien van de reparatiewerkzaamheden in juni 2020, zodat [gedaagde] uit hoofde daarvan geen vordering op [eiseres] heeft. Voor een geslaagd beroep op verrekening dient [eiseres] bovendien in verzuim te verkeren. Als hoofdregel geldt dat het verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming vervolgens binnen deze termijn uitblijft. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiseres] in gebreke heeft gesteld.
4.3.
[gedaagde] stelt voorts dat hij de aanschafprijs van de nieuwe cv-ketel niet hoeft te betalen en dat hij in dat verband een ‘betalingsvoorbehoud’ heeft gemaakt door niet ter plekke af te rekenen maar te verzoeken de rekening achteraf te voldoen. Voor zover [gedaagde] stelt dat hij derhalve niet heeft ingestemd met de prijs ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, slaagt zijn verweer niet. [eiseres] had immers niet hoeven begrijpen dat [gedaagde] daarmee beoogde uit te drukken dat hij niet akkoord was met de prijs, integendeel, die mededeling kan niet anders worden opgevat dan een voorstel tot een ándere wijze van betaling. De stelling van [gedaagde] dat hij niet is gehouden tot betaling treft dan ook geen doel.
4.4.
Nu vaststaat dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] een nieuwe cv-ketel geïnstalleerd heeft, is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter gehouden tot betaling van de factuur van 1 januari 2021 ter hoogte van € 1.100,-. De vordering van [eiseres] zal worden toegewezen.
4.5.
Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de factuur, is hij wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.6.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door [eiseres] aan [gedaagde] verzonden aanmaning voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook, als niet weersproken, worden toegewezen tot een bedrag van € 165,00.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten zijn vastgesteld op € 507,00 aan griffierecht en € 100,32 aan exploot- en informatiekosten. Het salaris voor de gemachtigde van [eiseres] wordt begroot op (2 punten à € 187,00) in totaal € 374,00.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 1.280,97 aan hoofdsom, verschenen rente tot 30 september 2021 en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.100,00 vanaf 30 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 607,23 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50724