Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 19 januari 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het aanvullend deskundigenbericht van 2 juni 2022;
- de akte uitlaten deskundigenbericht van [naam eiser];
- de antwoordakte uitlating deskundigenbericht van [naam gedaagde].
2..De verdere beoordeling
2.10 Zoals in het eerste tussenvonnis van 18 december 2019 is overwogen, moet [naam gedaagde] de schade vergoeden die [naam eiser] heeft geleden als gevolg van het seksuele misbruik op de wijze en in de omvang zoals dat bewezen is verklaard in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 oktober 2013. In dit arrest is bewezen verklaard dat [naam gedaagde] ontucht heeft gepleegd met [naam eiser], bestaande uit “zoenen op de mond van die [naam eiser] en tongzoenen van die [naam eiser]”, alsmede “brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de (onbedekte) penis en/of billen en/of buik, althans het lichaam van die [naam eiser]” in de periode van 30 oktober 1994 tot en met 29 oktober 2000. Genoemde periode ziet op de periode van het 12e tot en met het 18e levensjaar van [naam eiser]. Uit het rapport van de deskundige kan worden opgemaakt dat hij kennis heeft genomen van deze bewezenverklaring (zie onder het kopje “Meegezonden gegevens en ingewonnen informatie” in het rapport). Voorts geeft de deskundige in zijn rapport bij alle hiervoor genoemde citaten expliciet aan dat het verklaringen van [naam eiser] zelf betreft, en geen vaststellingen door de deskundige. Desalniettemin roept het antwoord van de deskundige op vraag 2a de vraag op of de deskundige er bij de beantwoording van deze aan hem gestelde vraag van is uitgegaan dat het seksuele misbruik is begonnen voordat [naam eiser] 12 jaar was en zo ja, of dat zijn antwoord heeft beïnvloed. De rechtbank is dan ook voornemens om de volgende aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen:
- de deskundige heeft zich gebaseerd op het verhaal van [naam eiser] in plaats van op de (bewezenverklaarde) feiten;
- de beweerdelijke klachten van [naam eiser] waren al voor de leeftijd van twaalf jaar aanwezig, zodat deze niet aan [naam gedaagde] kunnen worden toegeschreven en/of toegerekend;
- het huidige psychiatrische beeld van [naam eiser] past meer bij vroege (seksuele) traumatisering, terwijl wanneer op latere leeftijd sprake is van een complex beeld met een chronisch beloop, zoals bij [naam eiser], de kans aanwezig is dat ook andere factoren dan het seksueel trauma van invloed zijn geweest;
- het deskundigenbericht kan, met inachtneming van de aanvullende beantwoording, definitief worden vastgesteld.
Antwoord a: Bij de beantwoording van deze vraag[bedoeld wordt vraag 2a - toevoeging rb]
heb ik me inderdaad gebaseerd op het verhaal van betrokkene, namelijk seksueel misbruik vanaf de leeftijd van 6-8 jaar. Betrokkene claimt dat de klachten na het seksueel misbruik zijn ontstaan, na de leeftijd waarop het trauma is aangevangen. Het is volgens het verhaal van betrokkene mogelijk dat voor de leeftijd van 12 jaar al klachten aanwezig waren. Het gaat daarbij om onder meer intrusieve symptomen en stress-symptomen, dat wil zeggen, symptomen die teugvoeren naar het doorgemaakte seksuele trauma.
betreft zien we vaak een meer complex en chronisch beloop (met meer disfunctioneren) naarmate traumatisering vanaf jonge leeftijd speelde. Het huidige psychiatrische beeld is meer passend bij vroege (seksuele) traumatisering, maar kan echter ook passen bij traumatisering op latere leeftijd (vanaf 12 jaar).
3..De beslissing
2 november 2022voor het nemen van een akte na tussenvonnis door beide partijen waarin zij zich uitlaten als bedoeld in rechtsoverweging 2.10 tot en met 2.12;
5 oktober 2022.