Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaardingen van 24 augustus 2022;
- de producties 1 t/m 42 en productie A van IMC;
- de 25 producties van NVS;
- de mondelinge behandeling op 9 september 2022;
- de pleitnota en opmerkelijke constateringen van IMC;
- de pleitnota van NVS.
2..De feiten
- een verklaring voor recht dat NVS het 2410-model heeft gekocht onder de IPS-overeenkomst en subsidiair dat het 2410-model als gevolg van de opdracht tot het verstrekken van meerwerk is verkocht aan NVS;
- IMC te veroordelen haar verplichtingen uit hoofde van de IPS-overeenkomst na te komen jegens NVS door alle tekeningen van het 2409- en 2410-model aan NVS over te dragen, op straffe van een dwangsom;
- IMC te veroordelen tot het sluiten van een addendum op de IPS-overeenkomst waarin de Industrial Designs aan NVS worden overgedragen (in plaats van patent 3) en waarin de overeenkomstige patentaanvragen voor andere landen welke zijn voortgekomen uit de PCT internationale aanvragen (en betaald door NVS) worden overgedragen, op straffe van een dwangsom;
- IMC te verbieden het modelwerk en de IP-/patentrechten inzake de 24M Tug (zowel het 2409- als het 2410-model) aan te bieden of te verkopen aan derden, op straffe van een dwangsom;
- IMC te veroordelen tot betaling aan NVS van € 98.091,- aan schadevergoeding en € 2.124,65 aan buitengerechtelijke kosten;
- met veroordeling van IMC in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3..Het geschil
4..De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
larger All-Rounder with a significant higher bollard pull and winch, zodat het slot van artikel 11 (geval 3) van toepassing is. Volgens IMC valt het 2410-model dat nu in Maleisië wordt gebouwd dus onder situatie 3, zodat het conceptontwerp en de IE-rechten daarop niet aan NVS zijn overgedragen. IMC heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar correspondentie tussen partijen en een verklaring van een deskundige op het gebied van sleepboten (Hensen) over de wezenlijke verschillen tussen het 4209-model en het 4210-model; daaruit valt op te maken dat het 2410-model groter is dan het 2409-model, beschikt over een lier en, anders dan het kust/zeesleper 2409-model, een havensleepboot is. Verder verwijst zij onder meer naar verslagen van Skype-gesprekken, waaruit blijkt dat ook NVS meende dat het 2410-model wezenlijk anders was dan het 2409-model.
royalty fees. Betaling daarvan zou plaatsvinden bij/na daadwerkelijke verkoop van de te bouwen 2409-modellen door NVS. Het is echter nimmer gekomen tot een verkoop van een 2409-model boot. Hoewel beide partijen zich daarvan bewust waren is geen nieuwe, meer op de feitelijke ontwikkelingen toegesneden overeenkomst gesloten. Partijen zijn echter wel, gezamenlijk, voortgegaan met de doorontwikkeling van een sleepboot op basis van het 2409-model om tegemoet te komen aan de wensen die kennelijk in de markt bestonden. Van de in de IPS-overeenkomst vermelde drie octrooien zijn er twee geregistreerd. In plaats van het realiseren van een octrooi op het QR-systeem heeft IMC uiteindelijk Industrial Designs (modelrechten) op de romp van het 2410 model laten registreren. Door deze ontwikkelingen lijkt het erop dat bepaalde kernafspraken in de IPS-overeenkomst achterhaald zijn. Dat gegeven weegt mee in de uitleg van de IPS-overeenkomst.
IP/patent rights. Voor zover IMC meent dat hiermee ook gedoeld wordt op auteursrecht, helpt dat haar niet verder. Dat sprake is van een auteursrecht heeft IMC wel gesteld, maar niet behoorlijk toegelicht. Met name is niet aannemelijk geworden dat bij het 2410-conceptontwerp en bij de daarin vervatte de aanpassingen ten opzichte van het 2409-conceptontwerp sprake is geweest van creatieve keuzes die niet technisch bepaald waren. Uit de door IMC zelf overgelegde stukken blijkt veeleer dat de gemaakte keuzes juist wel technisch bepaald waren en voortvloeiden uit de gebruikseisen. Tegen die achtergrond valt het 2410-conceptontwerp naar voorlopig oordeel niet onder situatie 3.
HBS / Danestyle). IMC heeft geen apart spoedeisend belang bij de onderhavige geldvordering gesteld, laat staan onderbouwd. De enkele omstandigheid dat een en ander al lang sleept, volstaat niet. Reeds om die reden kan het door haar gevorderde voorschotbedrag niet worden toegewezen.
€ 2.492,25