ECLI:NL:RBROT:2022:8500
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA na afwijzing van de uitkeringsaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Köse-Albayrak, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, welke door het UWV op 2 december 2019 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 augustus 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in het kader van de procedure een onafhankelijk deskundige ingeschakeld om de medische situatie van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de beperkingen van eiser correct waren vastgesteld en dat hij in staat was om met gangbare arbeid ten minste 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen onjuist waren weergegeven en dat het deskundigenrapport niet zorgvuldig tot stand was gekomen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de deskundige te twijfelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige de geduide functies correct had geselecteerd en dat de belasting van deze functies de mogelijkheden van eiser niet overschreed. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand. De rechtbank wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding voor was.