In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgverzekeraar en een gedaagde die in gebreke bleef met het betalen van de verzekeringspremie en zorgkosten. De eiseres, een zorgverzekeraar, vorderde een bedrag van € 190,18 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 779,25, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwistte de vordering niet, maar voerde aan dat hij geen aanmaningen of facturen had ontvangen, waardoor hij niet in verzuim zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom van € 779,25 verschuldigd was, maar dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 104,64 niet toewijsbaar waren, omdat de eiseres niet had aangetoond dat de aanmaning was ontvangen. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen over het openstaande bedrag, maar niet over de vervallen rente, omdat de berekening daarvan niet correct was. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 31,95 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 331,74. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.