ECLI:NL:RBROT:2022:8525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
10021777 vz verz 22-10093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens detentie en ernstig verwijtbaar handelen werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Securitas Beveiliging B.V. en [verweerder]. Securitas verzocht de ontbinding op basis van de h-grond, omdat [verweerder] in detentie zat na een strafrechtelijke veroordeling tot zeven jaar gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij illegale drugshandel. De kantonrechter oordeelde dat de detentie van [verweerder] een redelijke grond voor ontbinding vormde, aangezien hij zijn werkzaamheden niet meer kon verrichten en de arbeidsovereenkomst daardoor geen inhoud meer had. Daarnaast werd vastgesteld dat [verweerder] ernstig verwijtbaar had gehandeld door strafbare feiten te plegen onder werktijd, wat het vertrouwen van Securitas in hem had geschaad.

De kantonrechter wees het verzoek van Securitas toe en ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 12 oktober 2022. Tevens werd geoordeeld dat [verweerder] geen recht had op een transitievergoeding, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. Het verzoek van [verweerder] om rekening te houden met de opzegtermijn en om doorbetaling van salaris werd afgewezen, omdat de redenen voor zijn niet kunnen werken voor zijn rekening kwamen. De proceskosten werden toegewezen aan Securitas, aangezien [verweerder] in overwegende mate in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10021777 VZ VERZ 22-10093
datum uitspraak: 11 oktober 2022
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Securitas Beveiliging B.V.,
vestigingsplaats: Breukelen,
verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. T.N. Telg,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats verweerder],
verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. S. Bhulai.
Partijen worden hierna ‘Securitas’ en ‘[verweerder]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 15 augustus 2022, met producties;
  • het verweerschrift, ontvangen op 16 september 2022, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2022. Namens Securitas zijn [naam 1], HR manager, en [naam 2], Legal Counsel, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens [verweerder] is zijn gemachtigde verschenen. De standpunten van partijen zijn door de gemachtigden nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Securitas is een particuliere beveiligingsorganisatie. Zij levert beveiligingsdiensten en veiligheidsoplossingen aan opdrachtgevers in verschillende markten en segmenten.
2.2.
[verweerder], geboren op [geboortedatum verweerder], is sinds 17 juli 2000 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Securitas. De functie van [verweerder] is beveiliger, met een arbeidsomvang van 152 uur per loonperiode van vier weken.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Particuliere beveiliging van toepassing. In artikel 9 lid 1 sub d van de CAO is bepaald:
“Je werkgever mag jou alleen in dienst nemen en houden zolang je toestemming van de overheid hebt gekregen om als beveiliger te werken door het krijgen van een grijze pas.”
2.4.
De hiervoor bedoelde toestemming om voor een beveiligingsorganisatie te werken, ook wel grijze pas genoemd, wordt verstrekt door de korpschef.
2.5.
De korpschef heeft toestemming verleend aan [verweerder] voor het verrichten van (beveiligings-)werkzaamheden voor Securitas.
2.6.
[verweerder] werkte vanaf het begin van zijn dienstverband als beveiliger op de ECT Terminal Maasvlakte in Rotterdam (hierna: ECT-terrein). Hij had onder meer tot taak om het ECT-terrein te bewaken en de veiligheid op het ECT-terrein te waarborgen. [verweerder] hield vanuit de centrale beveiligingsloge toezicht op de toegangspoort van het ECT-terrein. Voorts was hij bevoegd om toegangspassen te verstrekken en kon hij handmatig de slagbomen en de toegangspoort openen. Daarnaast moest hij er op toezien dat alleen aan bevoegde personen toegang tot het ECT-terrein werd verschaft.
2.7.
Op 30 juni 2020 is [verweerder] op zijn werkplek (het ECT-terrein) door de politie aangehouden wegens verdenking van (betrokkenheid bij) het plegen van strafbare feiten in de haven, die gerelateerd zijn aan illegale drugshandel en/of drugssmokkel.
2.8.
Per e-mailbericht en aangetekende brief van 8 juli 2020 heeft Securitas aan [verweerder] te kennen gegeven dat Securitas de betaling van het loon staakt omdat [verweerder] sinds 30 juni 2020 in detentie zit en daardoor geen werkzaamheden meer kan verrichten.
2.9.
Op 7 augustus 2020 heeft de korpschef de aan [verweerder] verleende toestemming om (beveiligings-)werkzaamheden te verrichten per direct ingetrokken. Bij brief van 7 augustus 2020 heeft de korpschef Securitas hiervan op de hoogte gesteld. [verweerder] heeft tegen het besluit van de korpschef geen bezwaar gemaakt.
2.10.
Bij brief van 13 augustus 2020 heeft Securitas aan [verweerder] onder meer te kennen gegeven dat het intrekken van de toestemming om (beveiligings-)werkzaamheden te verrichten maakt dat het werken voor Securitas onmogelijk is geworden, dat de loonbetaling al is gestaakt en dat deze niet zal worden hervat. Voorts heeft Securitas een voorstel gedaan ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.11.
Namens [verweerder] heeft mr. Ramsaroep met Securitas contact gehad over het door Securitas gedane voorstel om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Tussen partijen is geen overeenstemming bereikt.
2.12.
Bij brief van 18 september 2021 heeft mr. Ramsaroep, voor zover van belang, te kennen gegeven dat [verweerder] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van werkzaamheden en voorts aanspraak gemaakt op betaling van zijn salaris.
2.13.
Securitas heeft zowel telefonisch als per e-mailbericht van 23 september 2021 aan mr. Ramsaroep kenbaar gemaakt dat [verweerder] zijn werk bij Securitas niet kan hervatten omdat hij geen toestemming van de korpschef meer heeft om (beveiligings-)werkzaamheden te verrichten en dat het niet kunnen werken voor rekening en risico van [verweerder] komt.
2.14.
Bij vonnis van 10 juni 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam is [verweerder] veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar wegens betrokkenheid bij illegale drughandel en/of drugssmokkel in de haven van Rotterdam.

3..Het verzoek

3.1.
Securitas verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van – kort gezegd – primair omstandigheden die zodanig zijn dat van Securitas redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (h-grond) en subsidiair wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] waardoor van Securitas niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren (e-grond). Voorts heeft Securitas verzocht bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn, te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en geen recht heeft op een transitievergoeding alsmede te bepalen dat [verweerder] geen recht heeft op een billijke vergoeding en [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Securitas heeft daarbij – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
3.2.1.
Doordat de korpschef de aan [verweerder] verleende toestemming om (beveiligings-) werkzaamheden te verrichten op 7 augustus 2020 heeft ingetrokken, is [verweerder] niet meer in het bezit van de grijze pas. Dit heeft tot gevolg dat [verweerder] geen werkzaamheden meer mag verrichten voor Securitas. Hierdoor heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 7 augustus 2020 geen inhoud meer en is een lege huls geworden. Voorts is [verweerder] in juni 2022 veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en zit hij inmiddels in detentie. Detentie van een werknemer is een omstandigheid die valt onder de ‘h-grond’. Door de detentie kan [verweerder] de arbeid die hij met Securitas is overeengekomen niet meer uitvoeren. Voorts brengt de aard van de functie van beveiliger met zich mee dat Securitas er op moet kunnen vertrouwen dat [verweerder] zijn taken en verantwoordelijkheden als beveiliger naar eer en geweten uitvoert. Met zijn handelen heeft [verweerder] zich geen rekenschap gegeven van de kernwaarden van Securitas en de ethische normen en waarden die gelden binnen de organisatie van Securitas. Gelet op de delicten die [verweerder] heeft gepleegd en de ernst daarvan is het vertrouwen in [verweerder] volledig komen te vervallen. Met het plegen van de delicten heeft [verweerder] de plichten uit zijn arbeidsovereenkomst op zeer ernstige en grove wijze geschonden. Daarbij komt dat hij deze delicten onder werktijd, in de uitoefening van zijn functie als beveiliger heeft gepleegd. Als gevolg van dit handelen en/of nalaten is de arbeidsrelatie tussen Securitas en [verweerder] ingrijpend en onherstelbaar verstoord geraakt. Securitas heeft er geen enkel vertrouwen meer in dat [verweerder] zijn functie als beveiliger of elke andere functie binnen haar organisatie naar eer en geweten, en met inachtneming van de integriteitseisen van Securitas, zal uitoefenen.
3.2.2.
Herplaatsing ligt gelet op het voorgaande niet in de rede. [verweerder] mag immers met ingang van 7 augustus 2020 geen werkzaamheden meer verrichten voor Securitas, ook niet in een andere functie.
3.2.3.
Met het plegen van de delicten, is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten aan de zijde van [verweerder], zodat hij geen aanspraak heeft op een transitievergoeding of een billijke vergoeding.
3.2.4.
Bij het bepalen van de ontbindingsdatum dient geen rekening te worden gehouden met de opzegtermijn. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten aan de zijde van [verweerder]. Voorts is het aan [verweerder] te verwijten dat hij voor langere tijd niet in staat is om aan zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst te voldoen.
3.2.5.
Het verzoek houdt geen verband met een opzegverbod.

4..Het verweer en tegenverzoek

4.1.
[verweerder] voert geen verweer tegen de verzochte ontbinding op de h-grond. [verweerder] heeft echter wel verzocht om bij het bepalen van de ontbindingsdatum rekening te houden met de voor hem geldende opzegtermijn van 4 maanden, aan hem een transitievergoeding van € 17.995,12 toe te kennen en voorts Securitas te veroordelen om aan hem het loon door te betalen vanaf 25 maart 2022 tot de datum waarop arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd.
4.2.
Daartoe heeft [verweerder] – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Securitas kan zich gelet op het tijdsverloop niet meer beroepen op ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. Indien daarvan sprake was geweest zou Securitas [verweerder] immers kort na aanhouding op staande voet hebben ontslagen of al veel eerder dan zij heeft gedaan een ontbindingsverzoek hebben ingediend. Voorts was Securitas vanaf de eerste dag op de hoogte van de situatie en in staat om een inschatting daarvan te maken. Daarom dient bij de ontbindingsdatum een opzegtermijn van 4 maanden in acht te worden genomen, nu [verweerder] al 20 jaar bij Securitas in dienst is.
4.2.2.
Voor toekenning van de transitievergoeding beroept [verweerder] zich op artikel 7:673 lid 8 BW. [verweerder] heeft één misstap gemaakt in zijn carrière van twintig jaar. Deze misstap is zijn eerste en laatste fout en heeft tot gevolg dat hij niet herplaatst kan worden bij Securitas en mogelijk nimmer in de beveiligingsbranche durft te werken. [verweerder] zal zich na afloop van zijn detentie moeten omscholen en geen inkomsten hebben. Gelet op deze omstandigheden en uitgaande van een salaris van € 2.449,92 bruto per maand heeft [verweerder] aanspraak op een transitievergoeding van € 17.995,12.
4.2.3.
[verweerder] heeft aanspraak op betaling van zijn salaris tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. In de reeds eerder aangespannen dagvaardingsprocedure heeft [verweerder] een loonvordering ingediend tot 25 maart 2022, zodat hij in deze procedure verzoekt om toekenning van zijn salaris per 25 maart 2022. In verschillende uitspraken is geoordeeld dat een werknemer aanspraak heeft op doorbetaling van zijn loon gedurende de tijd dat de werknemer op non-actief is gesteld en/of niet is toegelaten tot het werk.

5..Het verweer tegen het tegenverzoek

5.1.
Securitas heeft betwist dat zij gehouden is tot doorbetaling van het salaris. Securitas heeft [verweerder] niet op non-actief gesteld. Door het intrekken van de toestemming van de korpschef, mocht [verweerder] voor Securitas geen werkzaamheden meer verrichten. Het intrekken van de toestemming had te maken met het feit dat [verweerder] werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Dit is een omstandigheid die voor rekening van [verweerder] komt.

6..De beoordeling

ontbinding arbeidsovereenkomst
6.1.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
6.2.
[verweerder] heeft geen verweer gevoerd tegen de primair verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond. In de Memorie van Toelichting wordt detentie van de werknemer als voorbeeld genoemd van de zogenoemde vangnetbepaling die de h-grond is. Omdat [verweerder] langdurig in detentie zit, is er aldus sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 1 sub a BW, in combinatie met artikel 7:669 lid 3 sub h BW, zodat de ontbinding op die grond kan worden uitgesproken.
herplaatsing
6.3.
De vraag of [verweerder] in een andere functie kan worden herplaatst is naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de orde. [verweerder] beschikt immers niet meer over de vereiste toestemming van de korpschef voor het uitvoeren van (beveiligings-)werkzaamheden voor Securitas en zit bovendien momenteel een gevangenisstraf uit van zeven jaar.
opzegverbod
6.4.
Dat er sprake is van een opzegverbod is niet gebleken, zodat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst daardoor niet wordt verhinderd.
datum van ontbinding
6.5.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Securitas zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst dus zal ontbinden. Volgens artikel 7:671b lid 8 sub a BW geldt dat voor de ontbindingsdatum rekening dient te worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van een maand. Echter, als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, kan de arbeidsovereenkomst eerder worden ontbonden op grond van artikel 671b lid 8 sub b BW.
6.6.
Gelet op de strafbare feiten waarvoor [verweerder] is veroordeeld en het feit dat [verweerder] deze heeft gepleegd tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden voor Securitas, is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten aan de zijde van [verweerder]. Het enkele feit dat Securitas niet direct nadat zij kennis had genomen van de aanhouding van [verweerder] hem op staande voet heeft ontslagen dan wel direct een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend, maakt niet dat Securitas zich niet meer kan beroepen op het ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder]. Securitas heeft nadat zij bekend was geworden met de aanhouding en de intrekking van de toestemming door de korpschef aan [verweerder] kenbaar gemaakt dat zij tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wilde komen en heeft daartoe ook een voorstel gedaan. Securitas heeft destijds met de toenmalige gemachtigde van [verweerder] contact gehad over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en daartoe overleg gevoerd. Securitas heeft aldus niet stil gezeten. Dat over de beëindiging geen overeenstemming is bereikt kan Securitas niet worden verweten. Evenmin is het onredelijk dat Securitas de uitkomst van de strafzaak heeft afgewacht voordat zij het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend. Voorts is niet gebleken dat [verweerder] door het wachten van Securitas in zijn belangen is geschaad. De kantonrechter zal daarom met toepassing van het artikel 7:671b lid 8 sub b BW de arbeidsovereenkomst ontbinden met ingang van 12 oktober 2022.
transitievergoeding
6.7.
Op grond van artikel 7:673 lid 7, sub c, BW is geen transitievergoeding door de werkgever verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van de werknemer. Zoals hiervoor onder 6.6 reeds is geoordeeld is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder]. [verweerder] heeft daarom in beginsel geen aanspraak op een transitievergoeding. [verweerder] heeft echter een beroep op de uitzondering van artikel 7:673 lid 8 BW gedaan en heeft aangevoerd dat hij wel recht heeft op de transitievergoeding.
6.8.
Volgens artikel 7:673 lid 8 BW kan, in afwijking van artikel 7:673 lid 7, sub c, BW, de kantonrechter de transitievergoeding toch geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het moet daarbij gaan om uitzonderlijke situaties waarbij blijkens de wetsgeschiedenis gedacht kan worden aan het geval waarin een werknemer een relatief kleine misstap begaat na een heel lang dienstverband (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 113). Bij beantwoording van de vraag of het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:203).
6.9.
In dit geval is weliswaar sprake van een lang dienstverband maar kan de misstap bepaald niet als ‘klein’ worden aangemerkt. Het gaat om een strafbaar feit waarvoor [verweerder] is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf. [verweerder] heeft dit strafbare feit gepleegd onder werktijd en zijn handelen heeft tot gevolg gehad dat de korpschef de toestemming tot het uitoefenen van (beveiligings-)werkzaamheden heeft ingetrokken. Mede gelet op de functie van [verweerder], uit hoofde waarvan hij tot taak had het beveiligen en bewaken van het ECT-terrein in de Rotterdamse haven, is de kantonrechter van oordeel dat de misstap van [verweerder] hem ernstig kan worden verweten. De omstandigheden dat [verweerder] meer dan 20 jaar bij Securitas in dienst is en zich na zijn detentie zal moeten omscholen legt onvoldoende gewicht in de schaal. De hiervoor genoemde omstandigheden bieden onvoldoende grond om af te wijken van het uitgangspunt dat bij ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer geen transitievergoeding wordt toegekend. De door [verweerder] verzochte transitievergoeding zal daarom worden afgewezen.
billijke vergoeding
6.10.
Securitas heeft verzocht te bepalen dat [verweerder] geen recht heeft op een billijke vergoeding. [verweerder] maakt echter geen aanspraak op toekenning van een billijke vergoeding, zodat Securitas geen belang heeft bij haar verzoek. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
doorbetaling van salaris
6.11.
[verweerder] betoogt, onder verwijzing naar rechtspraak, dat als een werkgever een werknemer schorst of op non-actief stelt de werknemer aanspraak houdt op salaris. [verweerder] heeft zich tijdens zijn schorsing uit voorlopige hechtenis tot aan het moment van aanvang van zijn gevangenisstraf beschikbaar gehouden voor werk en heeft, zo betoogt hij, vanaf dat moment recht op zijn salaris.
6.12.
Artikel 7:628 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever verplicht is het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Kortom, tijdens een schorsing of non-actiefstelling dient het salaris te worden doorbetaald tenzij de reden waarom de werknemer niet wordt ingezet in redelijkheid voor diens rekening dient te komen.
6.13.
Nadat [verweerder] was aangehouden door de politie, heeft de korpschef zijn toestemming aan [verweerder] ingetrokken om (beveiligings-)werkzaamheden voor Securitas te verrichten. [verweerder] heeft tegen deze intrekking geen bezwaar gemaakt. Securitas mocht [verweerder] niet meer aan het werk zetten omdat hij niet over de grijze pas beschikte. Dit betekent dat [verweerder] niet meer voor Securitas heeft kunnen werken om redenen die voor zijn rekening komen, namelijk het plegen van strafbare feiten onder diensttijd. De vordering van [verweerder] om Securitas te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf 25 maart 2022 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd wordt daarom afgewezen.
proceskosten
6.14.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder], omdat [verweerder] in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van Securitas worden vastgesteld op € 996,00.

7..De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van de verzoeken van Securitas en van [verweerder]
7.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 12 oktober 2022;
7.2.
bepaalt dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van Securitas;
7.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten aan Securitas, die de kantonrechter aan de kant van Securitas tot en met vandaag vaststelt op € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde;
7.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
7.5.
verklaart de veroordeling onder 7.3 uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
754