ECLI:NL:RBROT:2022:8745

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/616234 / HA ZA 21-307
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in reisbevrachtingsovereenkomst na schade aan schip

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Brooklyn Shipping GmbH en Traba Donau Logistics B.V. over een reisbevrachtingsovereenkomst. Brooklyn, de eiseres, is eigenaar van een motorvrachtschip dat in tijdbevrachting is gegeven aan Traba. Tijdens het vervoer van een lading kunstmest heeft het schip schade opgelopen door tegen een damwand te varen, wat leidde tot een vertraging in het lossen van de lading. Brooklyn stelt Traba aansprakelijk voor de schade die is ontstaan door het niet tijdig lossen van de lading en vordert schadevergoeding. Traba betwist de aansprakelijkheid en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van Brooklyn.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht. Het vonnis van 19 oktober 2022 wijst de vorderingen van Brooklyn af. De rechtbank oordeelt dat er geen contractuele verplichting van Traba is om contact op te nemen met de ladingontvanger om het schip tijdig te lossen. Bovendien is vastgesteld dat de schade aan het schip is veroorzaakt door een navigatiefout van de bemanning van Brooklyn, waardoor Traba niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de vertraging in het lossen van de lading. De rechtbank concludeert dat Brooklyn geen recht heeft op schadevergoeding, noch op grond van onrechtmatige daad, noch op basis van zaakwaarneming. Brooklyn wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Traba.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616234 / HA ZA 21-307
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
BROOKLYN SHIPPING GMBH,
gevestigd te Wörth an der Donau, Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. A.R. de Graaf te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRABA DONAU LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Beuningen,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Brooklyn en Traba genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 maart 2021, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8;
  • de brieven van 29 november 2021 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de akte houdende overlegging producties van Brooklyn, met producties 10-17;
  • de zittingsagenda van 18 februari 2022;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 22 maart 2022;
  • de pleitaantekeningen van Brooklyn;
  • de pleitaantekeningen van Traba.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Brooklyn is eigenaresse van het motorvrachtschip ‘ [naam schip] ‘(hierna: het schip).
2.2.
Bij “
Time charter agreement” van 1 mei 2020 (hierna: de Bevrachtingsovereenkomst) heeft Traba het schip in tijdbevrachting genomen voor de periode van 26 april 2020 tot 31 december 2021.Brooklyn wordt in de Bevrachtingsovereenkomst aangeduid met “
the Owner” of “
the Lessor” en Traba met “the Lessee”.
2.3.
In artikel 2 van de Bevrachtingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

2. Rent
The below mentioned rent for the motorvessel is based on navigation 14 hours per day and 7 days per week.
 Basic rent: EUR 840,-/day
[…]
By force majeure, calamities as terrorist attacks, the Lessee will pay no rent to the Lessor.
In case of blockages or other obstructions in the shipping lane, when the motorvessel cannot
continue their trip on the waterway, the Lessee shall pay rent as per ½ German Law 1994
when the vessel is loaded and no rent when the vessel is empty.
Maintenance and repair will be done in a good consultation between the Lessor and the
Lessee.
In case of damages, arising from the Lessor/Lessor's crew fault, the Lessor has the obligation
to fulfil the transport contracted by the Lessee, offering a substitute or a solution commonly
agreed to avoid losses on the side of the lessee.
Under the situation when the motorvessel is damaged and incapable of transport under safe
conditions, arising from the Lessor/Lessor's crew fault, the Lessee will pay no rent to the
Lessor.
In case of damages to the motorvessel which does not allow sailing, the Lessor will do his
best to repair the units as soon as possible, and the payment of rent shall be stopped till the
reparation will be finalised and the motorvessel is sailing. […]”
2.4.
Traba is op 2 september 2020 een reisbevrachting overeengekomen met EK Logistik s.r.o. (hierna: EK Logistik) voor het vervoer van circa 1100 ton kunstmest (hierna: de lading) vanuit Bratislava, Slowakije, naar Würzburg en Elsenfeld te Duitsland. Het schip heeft de lading in Bratislava in ontvangst genomen.
2.5.
Het schip is op 14 september 2020 aangekomen in Würzburg. Bij het manoeuvreren in de oude haven van Würzburg is het schip tegen een onder water gelegen damwand gevaren (hierna: het incident). Daarbij is een gat in de huid van het schip ontstaan en de lading beschadigd geraakt.
2.6.
Op 16 september 2020 is een gedeelte van de lading gelost uit het schip. Het laatste gedeelte van de lading is gelost op 22 oktober 2020. Na de lossing op 16 september 2020 is het schip die dag gesleept naar Elsenfeld in Duitsland.
2.7.
Ladingbelanghebbenden hebben Traba naar aanleiding van het incident aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 161.883,70. Traba heeft
deze vordering vervolgens doorgestuurd naar (de P&I-verzekeraar van) Brooklyn met het verzoek deze direct af te laten handelen zonder Traba hierbij te betrekken. De P&I-verzekeraar van Brooklyn heeft hierna een bedrag van € 160.000,-- betaald aan ladingbelanghebbenden ter compensatie van de door hen geleden ladingschade.

3..Het geschil

3.1.
Brooklyn vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Traba veroordeelt om aan Brooklyn tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 27.128,40 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.046,28, met veroordeling van Traba in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Hieraan legt Brooklyn – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag:
  • i) Krachtens de Bevrachtingsovereenkomst diende Brooklyn in geval van schade aan het schip de vervoerovereenkomst van Traba uit te voeren. Brooklyn heeft aan deze verplichting voldaan door het schip naar de afzender te brengen.
  • ii) Na het incident heeft Brooklyn aan haar verplichtingen onder de Bevrachtingsovereenkomst voldaan door de lading gedeeltelijk af te leveren in Elsenfeld en het overige gedeelte van de lading aan te bieden in Würzburg. Het schip is door Brooklyn op 16 september 2020 aangeboden in Würzburg, maar de lading is daar toen door de ladingontvanger geweigerd.
  • iii) Brooklyn heeft Traba een aantal malen verzocht om contact op te nemen met haar contractspartij bij de vervoerovereenkomst, zodat het schip zo spoedig mogelijk gelost kon worden, maar Traba heeft in het geheel geen actie ondernomen jegens haar contractspartij onder de vervoerovereenkomst, waardoor het schip pas op 22 oktober 2020 is gelost, derhalve 37 dagen later.
  • iv) Ten gevolge van deze nalatigheid van Traba heeft zij Brooklyn schade berokkend. Het schip heeft 37 dagen in Würzburg gelegen, terwijl het schip in een paar uur gelost had kunnen worden. Hierdoor zijn de kosten voor het schip doorgelopen. Als gevolg hiervan heeft Brooklyn 37 dagen tijdverletschade geleden. De geleden tijdverletschade per dag bedraagt € 733,20. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
Kosten huurkoopovereenkomst € 140,--
Personeelskosten € 435,--
Verzekering € 48,75
Hypotheek
€ 109,45
Totaal € 733,20.
( v) Traba is ook nog buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020 verschuldigd.
Bij dagvaarding baseert Brooklyn de aansprakelijkheid van Traba primair op onrechtmatige daad. Ter zitting heeft Brooklyn bij monde van haar advocaat, mr. Van Zuethem, echter duidelijk gemaakt dat Traba primair aansprakelijk wordt gehouden op grond van overeenkomst en subsidiair op grond van onrechtmatige daad. Meer subsidiair is Traba volgens Brooklyn aansprakelijk op grond van zaakwaarneming.
3.3.
Traba voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Brooklyn in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Brooklyn, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

inleiding

4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat Brooklyn in Duitsland is gevestigd. Daarom onderzoekt de rechtbank ambtshalve de internationale bevoegdheid en welk recht van toepassing is op de verschillende door Brooklyn gestelde grondslagen van haar vordering.
4.2.
Brooklyn heeft onbetwist gesteld dat deze rechtbank op grond van de in artikel 11 van de Bevrachtingsovereenkomst opgenomen forumkeuze internationaal bevoegd is om van de vorderingen in conventie kennis te nemen. De rechtbank volgt partijen hierin.
4.3.
Traba heeft aangevoerd dat de onderbouwing van de vorderingen van Brooklyn nagenoeg ontbreekt en dat Brooklyn de feitelijke grondslag van haar vorderingen niet heeft uitgewerkt. Voorts voert Traba aan dat Brooklyn in strijd met artikel 111 lid 3 Rv heeft nagelaten de buiten rechte door Traba aangevoerde verweren in de dagvaarding op te nemen.
4.4.
De rechtbank acht de feitelijke uitwerking in de dagvaarding voldoende. Traba is daar in haar conclusie van antwoord ook op ingegaan. Met artikel 111 lid 3 Rv wordt beoogd te bevorderen dat het geschil in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure ‘uit de verf komt’. De regeling beoogt (in het verlengde van artikel 21 Rv) een stimulans te zijn voor partijen om sneller en doelmatiger te procederen en de ‘houd-je-kruid-droog-tactiek‘ te bestrijden. Traba heeft aangevoerd dat Brooklyn het haar uit de eerdere correspondentie (productie T-8) bekende verweer niet in de dagvaarding heeft opgenomen en weersproken. Dit kan echter niet aan Brooklyn worden tegengeworpen, omdat productie T-8 een mail is van 11 mei 2021 (met verwijzing naar een bijeenkomst op 5 mei 2021), terwijl de dagvaarding al vóór die data, namelijk op 25 maart 2021, is uitgebracht.
toerekenbare tekortkomng?
4.5.
Brooklyn grondt haar vordering primair op de Bevrachtingsovereenkomst. Brooklyn stelt dat Traba op grond van de Bevrachtingsovereenkomst jegens Brooklyn gehouden was om contact op te nemen met de ladingontvanger zodat het schip tijdig gelost kon worden. Een contractuele verplichting van Traba tot
lossingis, daarentegen, gesteld noch gebleken.
4.6.
Niet in geschil is dat het hier aan de orde zijnde contractuele geschilpunt beoordeeld moet worden aan de hand van Nederlands recht op grond van de rechtskeuze in artikel 11 van de Bevrachtingsovereenkomst. De rechtbank volgt partijen daarin.
4.7.
Traba betwist dat zij jegens Brooklyn contractueel gehouden was om contact op te nemen met de ladingontvanger om de lading te lossen.
4.8.
Zoals ook niet in geschil is, is in de Bevrachtingsovereenkomst of enig andere overeenkomst tussen Brooklyn en Traba niet uitdrukkelijk bepaald dat Traba contact dient op te nemen met de ladingontvanger zodat het schip tijdig gelost kan worden.
4.9.
Brooklyn stelt bij dagvaarding dat deze contractuele verplichting voortvloeit uit de Bevrachtingsovereenkomst omdat daaruit blijkt dat het schip leeg aan Traba is geleverd. Dat brengt volgens Brooklyn mee dat Traba jegens Brooklyn gehouden was om het schip ook weer leeg op te leveren. Door het nalaten van Traba heeft Brooklyn geen beschikking gehad over het schip terwijl de kosten onnodig doorliepen. Traba is derhalve gehouden om de daardoor ontstane kosten te vergoeden.
4.10.
Traba betwist dat er een contractuele verplichting is zoals door Brooklyn gesteld en voert het volgende aan. De Bevrachtingsovereenkomst voorziet in artikel 2 in situaties zoals de onderhavige. Er is sprake van schade aan het schip waardoor het geen goederen kan vervoeren onder veilige omstandigheden. Dit is veroorzaakt door de bemanning (“crew” ) van Brooklyn (“Lessor”). In dergelijke situaties bepaalt artikel 2 van de Bevrachtingsovereenkomst dat Traba (”Lessee”) geen huur verschuldigd is aan Brooklyn (“Lessor”).
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. Traba stelt terecht dat partijen hebben voorzien in de onderhavige situatie in artikel 2 van de Bevrachtingsovereenkomst (zie onder 2.3). Tussen partijen is niet in geschil dat de schade is ontstaan door een navigatiefout van de bemanning van het schip en dat het schip niet verder kon varen ( [naam01] schrijft in zijn verklaring, productie 15, dat het schip
total losswas). Artikel 2 bepaalt dan dat er geen huur wordt betaald. Partijen zijn het daar ook over eens. Brooklyn heef ter zitting gesteld dat de Bevrachtingsovereenkomst niets regelt met betrekking tot de vraag wat er in een dergelijk geval met de lading moet gebeuren en dat zij geen huur vordert maar schadevergoeding omdat Traba niet heeft voldaan aan haar verplichting tot lossing, althans een vergoeding voor het bewaren van de lading in het schip.
4.12.
Het is aan Brooklyn om duidelijk te maken op welke bepaling in de Bevrachtingsovereenkomst zij doelt en waaruit blijkt dat het schip leeg aan Traba moet worden geleverd. Een dergelijke verplichting kan niet worden gelezen in artikel 3 van de Bevrachtingsovereenkomst, dat gaat over de vaarroute en de lading, in artikel 9 van de Bevrachtingsovereenkomst, dat gaat over belading en stuwage, of in artikel 10 van de Bevrachtingsovereenkomst, dat gaat over de duur van de Bevrachtingsovereenkomst:

3. Sailing route and cargo
The motorvessel will be mainly used between Straubing and Regensburg as long as the
Lessee has a contract for rapemeal cargo between those ports. In case the Lessee does not
succeed to extend the contract for above cargo, or it is temporary not possible to load
rapemeal in Straubing, then the motorvessel can be used on all legal waterways (Danube,
Main, Rhine, Neckar, Mosel, ARAG etcetera). The Lessee is allowed to load all the cargo
which is allowed to the ship. On Rhine the pilot between Kostheim/Iffezheim and
Kostheim/Lobith will be arranged and paid by the Lessee.
[…]
9. Loading and stowage
The loading and stowage is under responsibility of the captain of the motorvessel, therefore
the Lessor. Loading and unloading can only take place at places fit for these operations.
The captain is responsible that after loading all the official and needed documents will be
checked and signed as soon as possible. All documents must be kept on board during the trip.
10. Duration of contract
The contract will start at 26.04.2020 and shall be valid for until 31.12.2021.
At the time of rent commencing, representatives of the parties will jointly make a formal
delivery of the vessel with making the minutes about the state of fuel on board. At the end of
the lease period will be made the same minute and compensation of any differences shall be
agreed. For the fuel will be the fuel level based on day price start of rent.
The Lessor has the right to cancel the contract immediately, if the payment of the Lessee all
or part of one or more of the charter rent is delayed for more than 14 days after receive of
payment request and without having agreed a payment extension in writing.
In case of bankruptcy of one of the parties the contract will stop immediately.”
4.13.
Voor zover uit artikel 10 van de Bevrachtingsovereenkomst, waarin staat dat partijen aan het begin en aan het einde van de ‘
rent’ gezamenlijk een ‘
formal delivery of the vessel’ maken, een verplichting van Traba kan worden afgeleid om het schip weer leeg terug te leveren, overweegt de rechtbank als volgt. Deze bepaling is niet van toepassing op de onderhavige situatie. Brooklyn heeft daar jegens Traba ook geen aanspraak op gemaakt. Mocht Traba hierin zijn tekortgekomen, dan is die tekortkoming niet toerekenbaar aan Traba omdat het door het door Brooklyn veroorzaakte incident onmogelijk was om de gehele lading in één keer te lossen. Zie r.o. 4.21 hieronder.
4.14.
Traba heeft terecht aangevoerd dat Brooklyn op grond van artikel 2 van de Bevrachtingsovereenkomst geen recht heeft op betaling van huur. De stelling van Brooklyn dat zij geen huur vordert maar schadevergoeding gaat niet op. Brooklyn vordert de doorlopende kosten van het schip (huurkoop, personeel, verzekering en hypotheek). Dat is weliswaar niet de overeengekomen huur van € 840,-- per dag maar komt wel op hetzelfde neer en is in die zin een verkapte huurvordering.
4.15.
Voor zover aan de vordering van Brooklyn een tekortkoming in de nakoming van een contractuele verbintenis ten grondslag is gelegd, kan deze dus niet worden toegewezen.
onrechtmatige daad?
4.16.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de op onrechtmatige daad gebaseerde subsidiaire grondslag van de vordering van Brooklyn.
4.17.
Traba heeft volgens Brooklyn onrechtmatig gehandeld door de lading die zij aan boord van het schip had gebracht niet uit het schip te halen. Traba heeft ondanks haar eigen toezeggingen nagelaten in actie te komen, aldus Brooklyn. Brooklyn is door Traba aan het lijntje gehouden, waarbij Traba precies wist dat alle kosten voor het schip bij Brooklyn doorlopen zolang als er nog lading in het schip zit. Blijkens de feitelijke gang van zaken heeft Traba door haar gedrag bewust erop aangestuurd Brooklyn schade te berokkenen, wat onbetamelijk is, aldus Brooklyn.
4.18.
Ter zitting hebben partijen een uitdrukkelijke rechtskeuze voor Nederlands recht gedaan wat betreft het recht aan de hand waarvan beoordeeld moet worden of Traba onrechtmatig heeft gehandeld jegens Brooklyn. Partijen merken deze rechtskeuze aan als een rechtskeuze in de zin van artikel 14 lid 1 onder b Rome II. De rechtbank volgt partijen hierin.
4.19.
Door Brooklyn is ter zitting aangegeven, bij monde van haar advocaat, mr. Van Zuethem, dat de hierboven in r.o. 4.17 genoemde toezeggingen van Traba volgen uit de door Brooklyn als producties 3 en 13 in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen. [naam02] van Traba wijst [naam01] van Brooklyn er in de e-mailberichten van 23 september 2020 (productie 3) op dat het tussen de eigenaar van het schip en de eigenaar van de lading is, dat deze laatste beslist wat er met de lading gebeurt en dat de expert van de P&I club ( [naam03] ) hen in beweging moet krijgen. De rechtbank leest geen toezeggingen in deze correspondentie, ook niet in het whatsapp-bericht “ [naam01] , wir sind dabei aber es liegt bei LADUNGBELANGHABENDE..” van [naam02] van Traba van 30 september 2020 (productie 13 Brooklyn). Weliswaar zegt [naam02] hier toe dat hij bij de lossing aanwezig zal zijn maar niet dat er ook daadwerkelijk gelost zal gaan worden.
4.20.
Brooklyn heeft ter zitting erkend dat zij aansprakelijk is voor het onder 2.5 weergegeven incident omdat het incident is veroorzaakt door een navigatiefout van de bemanning van het schip.
4.21.
Tussen partijen is niet in geschil dat het schip op 16 september 2020 stabiel genoeg was en een deel (+/- 540 ton) van de onbeschadigde lading uit het schip is gelost. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast (i) dat deze lossing moeizaam is verlopen mede gezien de benarde situatie waar het schip zich nog in bevond en (ii) dat op 28 september 2020 is aangevangen met het lossen van het restant van de lading maar deze lossing niet kon worden voltooid omdat +/- 380 ton lading door het binnengekomen water te hard was geworden. De laatste 346 ton is op 20, 21 en 22 oktober 2020 uit het schip gelost. De lading is dus gedurende een periode van (ongeveer) 37 dagen in achtereenvolgende gedeeltes gelost.
4.22.
Dat Traba zélf een wettelijke verplichting had tot
lossenis gesteld noch gebleken.
4.23.
De onrechtmatigheidsvraag beperkt zich dus tot de vraag of Traba jegens Brooklyn onrechtmatig heeft gehandeld door, zoals Brooklyn stelt en Traba betwist, niet al het mogelijke te doen voor het bewerkstelligen van een spoedige lossing van de lading uit het schip.
4.24.
Dat Traba zélf opdracht had om de lading uit het schip in ontvangst te nemen is gesteld noch gebleken. Ook is niet gesteld of gebleken dat Traba als vertegenwoordiger van de ladingontvangende partij bevoegd was de lading uit het schip in ontvangst te nemen. Tenslotte is gesteld noch gebleken dat Traba de ladingontvangende partij heeft verhinderd om de lading uit het schip (spoedig) in ontvangst te nemen.
4.25.
Niet valt dan ook in te zien waarom Traba vanwege de (lange) tijd die het gekost heeft voordat alle lading uit het schip was gelost onrechtmatig heeft gehandeld jegens Brooklyn.
4.26.
Ook voor zover aan de vordering van Brooklyn een onrechtmatige daad ten grondslag is gelegd, kan deze dus niet worden toegewezen.
4.27.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de meer subsidiaire grondslag van de vordering van Brooklyn, te weten zaakwaarneming.
zaakwaarneming?
4.28.
Ter zitting hebben partijen een uitdrukkelijke rechtskeuze voor Nederlands recht gedaan wat betreft het recht aan de hand waarvan beoordeeld moet worden of Traba jegens Brooklyn aansprakelijk is uit hoofde van zaakwaarneming. Partijen merken deze rechtskeuze aan als een rechtskeuze in de zin van artikel 14 lid 1 onder b Rome II. De rechtbank volgt partijen hierin.
4.29.
Zaakwaarneming naar Nederlands recht is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. Voor zover Brooklyn op grond van de Bevrachtingsovereenkomst gehouden was bepaalde belangen van Traba te behartigen (en die belangen heeft behartigd), kan dus reeds om die reden geen sprake zijn geweest van zaakwaarneming.
4.30.
Brooklyn merkt de hoofdsom die zij in deze zaak vordert niet alleen aan als schadevergoeding maar ook, bij wijze van alternatieve grondslag, als een vergoeding voor het bewaren van de lading voor Traba op het schip. Zie randnummer van 2 van de pleitaantekeningen van Brooklyn.
4.31.
Dat de hier aan de orde zijnde lading van Traba na het incident nog een (substantiële) financiële waarde vertegenwoordigde, komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Zie randnummers 23 en 24 van de pleitaantekeningen van Brooklyn. Daarmee is echter nog niet gezegd dat Brooklyn in de periode na het incident de belangen van deze lading, en in zoverre dus ook het belang van Traba, heeft behartigd los van haar verplichtingen uit de Bevrachtingsovereenkomst.
4.32.
Het mag zo zijn dat (een gedeelte van) de lading van Traba na het incident langer aan boord van het schip is geweest dan Brooklyn zinde, daarmee is nog geen sprake geweest van de behartiging door Brooklyn van de belangen van Traba. Aangezien gesteld noch gebleken is dat Brooklyn na het incident andere werkzaamheden heeft verricht voor het behoud van de lading van Traba aan boord van het schip dan waartoe zij reeds was gehouden op grond van de Bevrachtingsovereenkomst, is van zaakwaarneming door Brooklyn geen sprake geweest.
4.33.
De vordering van Brooklyn kan dus ook niet worden toegewezen, voor zover zaakwaarneming daaraan ten grondslag is gelegd.
4.34.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Brooklyn in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Traba worden tot aan deze uitspraak begroot op:
griffierecht € 2.076,00
salaris advocaat € 1.442,00 (2 punten in liquidatietarief III)
Totaal € 3.518,00.
4.35.
Tegen de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze vordering zal worden toegewezen op de wijze als in de beslissing van dit vonnis is vermeld.
4.36.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Brooklyn in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Traba zijn begroot op € 3.518,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
901/1573