ECLI:NL:RBROT:2022:9099

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9957194 CV EXPL 22-19405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en tarief verloren kaart bij onrechtmatig verlaten van parkeergarage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en [gedaagde01]. Q-Park vorderde schadevergoeding van [gedaagde01] voor het onrechtmatig verlaten van een parkeergarage door middel van 'treintje rijden', waarbij de gedaagde zonder te betalen de parkeergarage verliet. Q-Park stelde dat [gedaagde01] een schadevergoeding van € 325,52 en een tarief van € 5,00 voor een verloren kaart verschuldigd was, alsook buitengerechtelijke kosten van € 49,58. De gedaagde voerde aan dat hij beschikte over een waardekaart die recht gaf op gratis parkeren, maar dat deze niet werkte. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] de parkeergarage onrechtmatig had verlaten, omdat hij niet op de juiste wijze gebruik had gemaakt van de waardekaart en geen geldige uitrijkaart had. De rechter oordeelde dat de door Q-Park gevorderde schadevergoeding niet oneerlijk was en dat [gedaagde01] de gevorderde bedragen moest betalen. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van Q-Park. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9957194 CV EXPL 22-19405
datum uitspraak: 30 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord;
  • het schriftelijke antwoord, met bijlagen.
  • de conclusie van repliek, met bijlagen en een dvd met videobeelden;
  • de e-mail van 31 augustus 2022 met een schriftelijke reactie.

2..De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder de parkeeraccommodatie Ridderkerk-Ridderhof (hierna: de Parkeerfaciliteit).
2.2.
Op een informatiebord voor de inrit van de Parkeerfaciliteit worden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar die voorwaarden kunnen worden opgevraagd.
2.3.
In de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door
Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief "verloren kaart" zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief "verloren kaart" laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief "verloren kaart". Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde "treintje rijden" waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief "verloren kaart" zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €325,52 (incl. BTW prijspeil 2021). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief "verloren kaart" laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zin dan het tarief "verloren kaart ".
5.9
Q-Park is vrij het in artikel 5.8 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.
(…)
6.2
De Waardekaart dient gebruikt te worden conform de door Q-Park verstrekte instructies en in combinatie met het bij de inrit genomen parkeerticket.
(…)”
2.4.
Op 14 februari 2022 omstreeks 17:20 uur is een Fiat Punto met kenteken [kenteken01] (hierna: de auto) de Parkeerfaciliteit ingereden. Omstreeks 18:08 uur is de auto de Parkeerfaciliteit uitgereden door direct achter een voorganger aan onder de slagboom door te rijden (het zogenoemde ‘treintje rijden’). Het kenteken van de auto staat geregistreerd op naam van [naam01] , maar de auto werd op dat moment bestuurd door [gedaagde01] .
2.5.
[gedaagde01] beschikt(e) over een zogenoemde waardekaart van Q-Park, verstrekt door Lidl, die recht geeft op 60 minuten gratis parkeren. De waardekaart is geldig tot en met 30 november 2022. Op de waardekaart staat:
“Eerst deze kaart invoeren daarna uw inrijkaart”

3..Het geschil

3.1.
Q-Park eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan Q-Park te betalen € 355,10 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist bestaat uit € 325,52 aan schadevergoeding voor ‘treintje rijden, € 5,00 voor een verloren kaart en € 49,58 aan buitengerechtelijke kosten. Op het totaal van die bedragen is in mindering gebracht een betaling van € 25,00 van [naam01] .
3.2.
Q-Park baseert de eis samengevat op het volgende.
[gedaagde01] heeft de Parkeerfaciliteit zonder te betalen verlaten door middel van ‘treintje rijden’. [gedaagde01] is daardoor tekortgeschoten in het nakomen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met Q-Park. Op basis van de algemene voorwaarden van Q-Park en/of op basis van de wet moet [gedaagde01] een vergoeding betalen aan Q-Park van € 325,52 als (aanvullende) schadevergoeding en € 5,00 als tarief voor een verloren kaart. Daarnaast moet [gedaagde01] op basis van de wet (artikel 6:96 lid 6 BW) een vergoeding betalen voor buitengerechtelijke incassokosten. Die vergoeding bedraagt € 49,58. Op basis van de wet (artikel 6:119 BW) moet [gedaagde01] rente betalen over de hiervoor genoemde bedragen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert samengevat het volgende aan.
Bij het uitrijden van de Parkeerfaciliteit beschikte [gedaagde01] over een geldige waardekaart van Lidl die recht geeft op 60 minuten gratis parkeren. Hij wilde de Parkeerfaciliteit binnen die termijn verlaten, maar de waardekaart werkte niet. [gedaagde01] heeft in de Parkeerfaciliteit op de hulpknop van de intercom gedrukt, maar kreeg geen verbinding met de meldkamer. Hij zag zich genoodzaakt om de Parkeerfaciliteit te verlaten door middel van ‘treintje rijden’. [gedaagde01] heeft niets verkeerd gedaan. Hij mocht parkeren in de Parkeerfaciliteit en heeft geen parkeeruren gestolen. Q-Park heeft geen schade geleden. De kosten die Q-Park vraagt, staan niet in verhouding met wat zich heeft afgespeeld in de Parkeerfaciliteit.

4..De beoordeling

Uitrijden zonder te betalen door ‘treintje rijden’
4.1.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde01] wel of niet een geldige uitrijkaart had en of hij wel of niet op rechtmatige wijze de Parkeerfaciliteit heeft verlaten.
4.2.
Het gaat in dit geval om het betalen en uitrijden met een zogenoemde waardekaart. Op basis van artikel 6.20 van de toepasselijke algemene voorwaarden moet een waardekaart worden gebruikt overeenkomstig de instructies van Q-Park en in combinatie met de inrijkaart. Op de waardekaart, waarvan [gedaagde01] een foto heeft overgelegd, staat dat de waardekaart eerst moet worden ingevoerd en daarna de inrijkaart. Volgens Q-Park kan alleen op die manier op rechtmatige wijze gebruik worden gemaakt van (lees: betaald worden met) de waardekaart. Als de waardekaart niet op die manier wordt gebruikt, is er niet betaald en kan de waardekaart alsnog bij een volgende parkeeractie worden gebruikt, aldus Q-Park. [gedaagde01] heeft dit niet betwist, dus de kantonrechter gaat ervan uit dit klopt.
[gedaagde01] heeft gesteld dat hij de waardekaart op 14 februari 2022 in bezit had, maar Q-Park heeft dat betwist. Daarom staat in deze procedure niet vast of [gedaagde01] de waardekaart op dat moment in bezit had. Als ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde01] de waardekaart
nietin bezit had, heeft hij de Parkeerfaciliteit in strijd met artikel 5.5 van de algemene voorwaarden zonder te betalen en dus op onrechtmatige wijze verlaten. Als ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde01] de waardekaart
welin bezit had die dag, dan is het enkel in bezit hebben van de waardekaart nog niet voldoende om de Parkeerfaciliteit op een rechtmatige wijze te verlaten. [gedaagde01] heeft ook in dat geval de Parkeerfaciliteit in strijd met artikel 5.5 van de algemene voorwaarden verlaten zonder te betalen en dus op een onrechtmatige wijze.
Op de camerabeelden van Q-Park is te zien dat de auto direct achter de voorgaande auto onder de dan nog openstaande slagboom door wegrijdt, het zogenoemde ‘treintje rijden’. Op de camerabeelden is niet te zien dat de bestuurder van de auto ( [gedaagde01] dus) een of meerdere parkeerkaarten aanbiedt en ook niet dat de bestuurder van de auto op de hulpknop van de intercom drukt. [gedaagde01] stelt wel dat hij de parkeerkaarten heeft aangeboden en dat hij op de hulpknop van de intercom heeft gedrukt, maar dit wordt door Q-Park betwist en blijkt dus ook niet uit de camerabeelden. Wat daar verder ook van zij, het eventueel niet werken van de waardekaart en/of de intercom – wat door Q-Park wordt betwist – rechtvaardigt geenszins dat [gedaagde01] zonder te betalen de Parkeerfaciliteit verlaat door middel van ‘treintje rijden’. Overigens is de stelling van [gedaagde01] dat de waardekaart niet werkte. Hij had dus als alternatief voor het gebruik van de waardekaart zélf kunnen betalen voor zijn parkeertijd, met de betaalde inrijkaart op een rechtmatige wijze kunnen uitrijden (dus zonder ‘treintje rijden’) en de waardekaart voor een volgende parkeeractie kunnen bewaren. [gedaagde01] heeft in zijn stukken naar voren gebracht dat hij autopech had en dat hij uit nood weg moest. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat [gedaagde01] precies hiermee heeft bedoeld te zeggen, maar ook die omstandigheden rechtvaardigen geenszins dat [gedaagde01] de Parkeerfaciliteit verlaat zonder te betalen door middel van ‘treintje rijden’.
4.3.
De conclusie is dat [gedaagde01] geen gebruik heeft gemaakt van een geldige uitrijkaart en de Parkeerfaciliteit zonder te betalen door middel van ‘treintje rijden’ op onrechtmatige wijze heeft verlaten.
Schadevergoeding en tarief verloren kaart
4.4.
In artikel 5.8 van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald dat in het geval van het op onrechtmatige wijze verlaten van de Parkeerfaciliteit als bedoeld in artikel 5.5 en 5.7 een schadevergoeding van € 325,52 en het tarief voor een verloren kaart ten bedrage van € 5,00 moet worden betaald aan Q-Park.
De kantonrechter moet op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad ambtshalve beoordelen of een beding als deze in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Als dat zo is, moet het beding buiten beschouwing worden gelaten en is de consument niet gebonden aan het beding. Bij de beoordeling van het beding wordt het volgende in aanmerking genomen.
4.5.
Q-Park heeft gemotiveerd gesteld dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.6.
De door Q-Park bedongen schadevergoeding is, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, en gezien de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn. Het beding hoeft daarom niet buiten beschouwing te worden gelaten. [gedaagde01] is wel gebonden aan het beding.
4.7.
Op basis van het beding moet [gedaagde01] een schadevergoeding van € 325,52 en € 5,00 als tarief voor een verloren kaart betalen aan Q-Park.
[gedaagde01] heeft wel betwist dat Q-Park schade heeft geleden in de vorm van omzetderving, maar hij heeft daarbij miskend dat de schade van Q-Park – zoals hiervoor vermeld – uit meer bestaat dan alleen de misgelopen parkeerkosten van [gedaagde01] . Hij heeft verder naar voren gebracht dat de hoogte van de schadevergoeding niet in verhouding staat tot wat er in de Parkeerfaciliteit heeft plaatsgevonden, maar hij heeft niet toegelicht wat hij daarmee bedoelt. Zijn verweer wordt verworpen.
4.8.
De conclusie is dat [gedaagde01] aan Q-Park de geëiste schadevergoeding van € 325,52 en het tarief voor een verloren kaart van € 5,00 betalen. Dat deel van de eis is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.9.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om op basis van de wet een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
4.10.
De rente over € 352,52 aan (aanvullende) schadevergoeding en € 5,00 voor een verloren kaart is toewijsbaat, omdat uit de stellingen van Q-Park volgt dat de rente moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist. De rente over € 49,58 aan buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld dat die kosten vóór dagvaarding of vóór de ingebrekestelling door Q-Park zijn betaald aan de gemachtigde.
Toewijsbare hoofdsom
4.11.
Toewijsbaar is € 325,52 aan schadevergoeding, € 5,00 als tarief voor een verloren kaart en € 49,58 aan buitengerechtelijke kosten. Daarop wordt door Q-Park in mindering gebracht een betaling van € 25,00 zodat een eis ten bedrage van in totaal € 355,10 resteert. Dat geëiste bedrag wordt toegewezen.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Q-Park tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 75,00 tarief). Dit is totaal € 385,22. Voor kosten die Q-Park maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 37,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt, zoals geëist, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Q-Park te betalen € 355,10 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 330,52 vanaf 14 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Q-Park tot vandaag vastgesteld op € 385,22;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders geëiste af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
34286