In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van een vergunning voor het exploiteren van een pension voor arbeidsmigranten. De zaak betreft twee vergunningen, waarbij eisers bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester van de gemeente Westvoorne. Het primaire besluit I, dat op 15 juli 2019 werd genomen, verleende een vergunning voor een jaar, terwijl het primaire besluit II, dat op 23 juni 2020 werd genomen, een vergunning voor onbepaalde tijd verleende. Eisers, die naast het pension wonen, hebben geluidsoverlast ervaren en hebben bezwaar gemaakt tegen beide besluiten. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eisers tegen het tweede besluit ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de burgemeester de vergunningen had verleend zonder dat de woon- of leefsituatie in de omgeving ontoelaatbaar werd aangetast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de vergunningen mocht verlenen en verlengen, en dat de klachten van eisers over geluidsoverlast niet voldoende waren om de vergunning te weigeren. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste besluit ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het tweede besluit gegrond verklaard, waardoor dit besluit werd vernietigd. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers.