ECLI:NL:RBROT:2022:9562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
9888333 CV EXPL 22-15659
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in auteursrechtelijke geschil over reisdagboeken

In deze zaak, die op 4 november 2022 door de kantonrechter in Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiseres, een auteur van reisdagboeken, en gedaagde, die een soortgelijk product op de markt heeft gebracht. Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door een reisdagboek te verkopen dat sterk lijkt op haar eigen werk. De procedure begon met een dagvaarding op 23 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 oktober 2022. Eiseres vordert schadevergoeding en beëindiging van de inbreuk, terwijl gedaagde aanvoert dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat zij in Noord-Ierland woont en haar producten niet op de Nederlandse markt aanbiedt.

De kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter stelt vast dat de zaak een internationaal karakter heeft, waarbij eiseres in Nederland woont en gedaagde in het Verenigd Koninkrijk. De rechter concludeert dat de schade die eiseres stelt te hebben geleden, niet in Nederland is ingetreden, aangezien de verkoop van gedaagde's boek zich richt op het Verenigd Koninkrijk. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 2.500,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9888333 CV EXPL 22-15659
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
die zelf procedeert,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. Lichtendahl.
Partijen worden hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 maart 2022, met producties 1 tot en met 16,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12,
  • de brief van 19 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de aanvullende producties 17 en 18 van [eiser01] ,
  • de akte overleggen producties ten behoeve van comparitie van [gedaagde01] , met producties 13 tot en met 15,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 7 oktober 2022,
  • de spreekaantekeningen (bestaande uit twee delen) van [eiser01] ,
  • de spreekaantekeningen van mr. Lichtendahl.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 20 oktober 2018 heeft [eiser01] het reisdagboek [naam boek01] op de markt gebracht. Op iedere pagina van [naam boek01] wordt een land genoemd, waaraan een persoonlijk reisverhaal kan worden toegevoegd. Verder bevat het reisdagboek (invul)opdrachten, to-do-lijsten en een wereldkaart waarop kan worden aangegeven welke landen zijn bezocht. Er bestaan twee edities van [naam boek01] . De tweede editie (Ultimate Traveler’s Edition) wijkt af van de eerste in die zin dat deze beduidend groter is, uitgebreider en een hardcover.
2.2.
Op 24 april 2019 kocht [gedaagde01] via de website [website01] . de eerste editie van [naam boek01] van [eiser01] .
2.3.
Op 23 mei 2019 vroeg [eiser01] via een chatbericht op Instagram aan [gedaagde01] of zij voor de nieuwe editie van haar reisdagboek verbeterpunten had. Daarop heeft [gedaagde01] voorgesteld om (de ruimte bestemd voor reisverhalen over) het Verenigd Koninkrijk op te splitsen in vier landen, zodat ook Noord-Ierland wordt genoemd.
2.4.
Op 28 oktober 2020 kocht [gedaagde01] de tweede editie van [naam boek01] (Ultimate Traveler’s Edition) van [eiser01] .
2.5.
Eind april 2021 heeft [gedaagde01] het reisdagboek [naam boek02] (met als ondertitel: [ondertitel01] ) op de markt gebracht. Dit is een op Noord-Ierland gericht reisdagboek met (invul)opdrachten, to-do-lijsten en een kaart van Noord-Ierland waarop kan worden aangegeven welke provincies zijn bezocht. [gedaagde01] verkoopt haar reisdagboek onder meer via het online platform Etsy.
2.6.
Op 3 mei 2021 heeft [eiser01] via een chatbericht op Instagram aan [gedaagde01] geschreven:
“I just saw [naam boek02] on Etsy after 3 different people messaged me about it. I’m so surprised and absolutely devastated. You’ve been so supportive of [naam boek01] for so long and I thought you above all people, as a small business owner yourself, would understand how heartbreaking it is when people steal your design and concepts.
I know you are excited right now for your launch and I wish I could be celebrating with you, but the fact remains that you very clearly took the concept, design style, direct subjects and elements from [naam boek01] and are now selling your Northern Ireland version for profit on Etsy. This is explicit unauthorized use of intellectual property (including copyrights owned and licensed to me and [naam boek01] ).
While I appreciate people’s interest in my company and its products, as you can understand, we cannot as a company, allow plagiarised products to be provided to the public and being presented as their own.
Now this is hard to hear, but I request that you take the infringing product down within 72 hours, as well as all mention of the infringing product online and offline, and cease selling the infringing product by then.
(…)”
2.7.
Bij e-mail van 6 mei 2021 heeft [gedaagde01] aan [eiser01] laten weten dat zij zich niet kan vinden in de beschuldigingen van [eiser01] . Volgens [gedaagde01] heeft zij geen inbreuk gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht van [eiser01] . Gelijkenissen tussen de twee reisdagboeken zijn volgens [gedaagde01] toevallig en/of gebaseerd op generieke elementen van reisdagboeken.
2.8.
Bij brief van 14 september 2021 heeft [naam01] van Forum Juridica namens [eiser01] aan [gedaagde01] geschreven dat [gedaagde01] inbreuk maakt op het auteursrecht van [eiser01] en daarmee onrechtmatig handelt. Daarbij is [gedaagde01] gesommeerd om [naam boek02] voor 28 september 2021 van de nationale en internationale markt te halen.
2.9.
Bij brief van 5 november 2021 heeft het kantoor Forde Campbell LLC aan [eiser01] laten weten dat [gedaagde01] geen inbreuk maakt op een auteursrecht van [eiser01] en dat [naam boek02] niet van de markt wordt gehaald.
2.10.
Bij e-mail van 10 december 2021 heeft [eiser01] de juridische afdeling van Etsy verzocht om het account van [gedaagde01] ten aanzien van het [naam boek02] op inactief te stellen. Daaraan is voldaan, waartegen [gedaagde01] via een zogenoemde counter notice bezwaar heeft gemaakt. Op 13 december 2021 heeft de juridische afdeling van Etsy aan [eiser01] laten weten dat [gedaagde01] haar reisdagboek met ingang van 27 december 2021 weer mocht verkopen, tenzij een rechterlijk verbod dit zou verhinderen.
2.11.
Bij brief van 15 december 2021 heeft Forde Campbell LLC [eiser01] verzocht om haar inmenging in de promotie en verkoop door [gedaagde01] van [naam boek02] via Etsy en alle andere platforms te staken.
2.12.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft mr. Lichtendahl aan [eiser01] medegedeeld dat [gedaagde01] kennis had genomen van de dagvaarding. Daarbij heeft hij aangegeven dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vorderingen van [eiser01] kennis te nemen, omdat [gedaagde01] in Noord-Ierland woont en haar boeken niet aanbiedt op Nederlands grondgebied, althans zich niet richt op het Nederlandse publiek.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – onder het kopje mitsdien, waar de tekst afwijkt van de onder D in de dagvaarding aangekondigde/genoemde vorderingen – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde01] veroordeelt tot betaling van € 16.102,68, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling, en tot beëindiging van de inbreuk door [gedaagde01] ,
[gedaagde01] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding (zoals de buitengerechtelijke kosten en overige kosten), te voldoen binnen veertien dagen na het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[eiser01] grondt haar vordering op onrechtmatige daad. Zij stelt dat zij het auteursrecht heeft op [naam boek01] en dat [gedaagde01] met haar [naam boek02] inbreuk maakt op het auteursrecht op de tweede editie (Ultimate Traveler’s Edition). Volgens [eiser01] is [naam boek02] een bewerking in gewijzigde vorm van [naam boek01] . Het werk van [gedaagde01] is bewust ontleend aan dat van [eiser01] en er is sprake van sterk gelijkende totaalindrukken als gevolg van de overname van auteursrechtelijk beschermde trekken. [eiser01] stelt dat zij als gevolg van de inbreuk schade lijdt. Volgens [eiser01] zijn haar verkopen in het gebied waar [gedaagde01] actief is sterk teruggelopen nadat [gedaagde01] haar boek op de markt had gebracht.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer – uit welk verweer volgt dat zij de vorderingen zo heeft begrepen als hiervoor in 3.1. opgenomen – en concludeert tot de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser01] in de volledige proceskosten vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. Daartoe stelt [gedaagde01] het volgende. [gedaagde01] woont in Noord-Ierland en biedt haar boeken niet aan op Nederlands grondgebied. De Nederlandse rechter is daarom niet bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Daarnaast is het reisdagboek van [eiser01] geen auteursrechtelijk beschermd werk. Indien dit wel het geval is, is geen sprake van een auteursrechtinbreuk. Verder mag een nationale rechter slechts uitspraak doen over schade die is veroorzaakt op het grondgebied van zijn eigen lidstaat. [eiser01] heeft niet aangetoond dat zij in Nederland schade heeft geleden en evenmin dat dit het gevolg is van de verkoop door [gedaagde01] van haar reisdagboek.

4..De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde01] luidt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de vordering van [eiser01] kennis te nemen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat deze zaak een internationaal karakter heeft. [eiser01] woont in Nederland en [gedaagde01] in het Verenigd Koninkrijk. Dit brengt met zich dat moet worden vastgesteld of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering van [eiser01] kennis te nemen. Partijen hebben in het kader van de (on)bevoegdheid van de Nederlandse rechter allebei verwezen naar Verordening Rome II [1] . Deze vordering bevat echter (alleen) regels over het toepasselijke recht en niet over de (on)bevoegdheid van de rechter.
4.3.
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is, kan evenmin worden beantwoord aan de hand van de Verordening Brussel 1-bis [2] . Artikel 6 lid 1 van deze verordening bepaalt dat indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat (dat is het geval nu [gedaagde01] in het Verenigd Koninkrijk woont), de bevoegdheid in elke lidstaat wordt geregeld door de wetgeving van die lidstaat. Dat betekent dat aan de hand van het Nederlandse recht moet worden bepaald of de Nederlandse rechter bevoegd is.
4.4.
De hoofdregel van artikel 2 Rv is niet van toepassing, omdat [gedaagde01] niet in Nederland woont. Artikel 6 aanhef en onder e Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter (ook) bevoegd is om kennis te nemen van zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad als het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of kan voordoen.
4.5.
Op grond van artikel 6 aanhef en onder 5 Rv kan de eisende partij kiezen tussen de rechter van de plaats van de veroorzakende gebeurtenis die aan de schade ten grondslag ligt en de rechter van de plaats waar de schade is ingetreden. [eiser01] stelt dat haar schade in Nederland is ingetreden. Volgens [eiser01] zijn haar verkopen sterk teruggelopen in het gebied waar [gedaagde01] actief is nadat [gedaagde01] haar reisdagboek op de markt had gebracht. Dat gebied is echter het Verenigd Koninkrijk – zo volgt ook uit de door [eiser01] overgelegde verkoopcijfers in dat land – en niet Nederland. [eiser01] betwist niet dat [gedaagde01] haar boeken niet op het Nederlandse grondgebied aanbiedt, althans zich niet op het Nederlandse publiek richt. De kantonrechter overweegt dat de enkele omstandigheid dat [eiser01] in Nederland schade zou hebben geleden die voortvloeit uit in het Verenigd Koninkrijk ingetreden en geleden verlies van vermogen geen bevoegdheid van de Nederlandse rechter oplevert. Daarmee wordt immers aansluiting gezocht bij de woonplaats van [eiser01] , terwijl de bevoegdheid, zoals hiervoor al is overwogen, niet op haar woonplaats kan worden gegrond De door [eiser01] ter zitting gegeven toelichting dat internationale toeristen die naar Noord-Ierland op vakantie gaan en [naam boek02] kopen geen interesse meer hebben in [naam boek01] , maakt dit niet anders. Dit leidt er namelijk niet toe dat in Nederland schade intreedt. De kantonrechter verklaart zich daarom onbevoegd om van de vordering van [eiser01] kennis te nemen.
4.6.
[eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde01] veroordeeld. [gedaagde01] maakt op grond van artikel 1019 Rv aanspraak op een vergoeding van haar volledige proceskosten, die zij begroot op circa € 22.000,00. Volgens [gedaagde01] zijn de gemaakte kosten redelijk en evenredig, onder meer omdat zij [eiser01] er meerdere keren op heeft gewezen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is. Gelet op het standpunt van [gedaagde01] lag het naar het oordeel van de kantonrechter echter veeleer op haar weg om enkel een bevoegdheidsincident op te werpen in plaats van direct ook inhoudelijk verweer te voeren. Daarom wordt bij het begroten van de proceskosten van [gedaagde01] uitgegaan van de Indicatietarieven voor IE-zaken voor incidenten in bodemzaken (categorie II.b. onder c: normaal), derhalve van een bedrag van € 2.500,00.
4.7.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de hierna te melden wijze. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van [eiser01] kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot op heden begroot op € 2.500,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.
[2971/2009]

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Euopees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’), PbEU 2007, L 199.
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals laatstelijk gewijzigd op 24 november 2014, PbEU 2015, L 54.