ECLI:NL:RBROT:2022:966

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/3946 WIA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.T. Tilburg, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het Uwv was afgewezen op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was van mening dat haar medische situatie slechter was dan het Uwv had vastgesteld en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in deze zaak uiteengezet. Eiseres had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen en was ziekgemeld na een auto-ongeval. Het Uwv had haar arbeidsongeschiktheid beoordeeld en vastgesteld dat zij in staat was om gemiddeld 75,12% van haar eerdere loon te verdienen, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheid van 25,25%. Eiseres betwistte deze beoordeling en voerde aan dat haar medische toestand slechter was dan door het Uwv aangenomen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de medische rapporten van het Uwv zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres op 11 december 2020 voor 25,25% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden waren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsartsen een onjuiste beoordeling van haar medische toestand hebben gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3946 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.T. Tilburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 18 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd aan eiseres per 11 december 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 21 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als administratief medewerkster. Nadat het dienstverband is geëindigd, heeft zij per 1 mei 2018 een uitkering uit de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Op 14 december 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld wegens klachten na een auto-ongeval, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
Vervolgens heeft het Uwv beoordeeld of eiseres per 11 december 2020 in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet WIA.
Een arts van het Uwv heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 11 december 2020. Deze beperkingen heeft zij opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres in deze functies gemiddeld 75,12% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een functie laten vervallen en heeft aanvullend een nieuwe functie geselecteerd. Hierna is berekend dat eiseres nog 74,75% kan verdienen van het loon dat ze verdiende voordat zij zich ziek meldde. Dit betekent dat zij nog steeds minder 35% arbeidsongeschikt is, en dus geen WIA-uitkering kan krijgen. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat haar medische situatie slechter is dan het Uwv heeft aangenomen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 25,25% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
11 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 11 december 2020 voor 25,25% arbeidsongeschikt is en dat zij daarom geen WIA-uitkering kan krijgen. De rechtbank zal dat uitleggen.
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
Een arts van het Uwv heeft telefonisch met eiseres gesproken op 14 december 2020. Ook heeft zij het dossier van eiseres en de daarin aanwezige medische informatie van de neuroloog en de fysiotherapeut bestudeerd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts heroverwogen. Zij heeft eiseres gesproken en onderzocht tijdens een spreekuur op 31 mei 2021. Verder heeft zij het dossier bestudeerd en kennis genomen van informatie van Spine & Joint Centre, waar eiseres een behandeling heeft gehad.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid van eiseres dan de arts. Ook het beroepschrift heeft geen verandering gebracht in het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Voor de rechtbank is voldoende duidelijk dat de verzekeringsartsen alle klachten van eiseres en de informatie van haar behandelaars hebben betrokken in hun beoordeling. Ze hebben eiseres ook zelf gesproken en onderzocht, zowel telefonisch als tijdens een spreekuur op kantoor. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De primaire arts heeft aangenomen dat eiseres te kampen heeft met chronische aspecifieke rugpijn en spanningsklachten. Ze vindt dat eiseres beperkt is voor zware fysieke belasting en voor onderdelen van het persoonlijk en sociaal functioneren. In de FML heeft de arts vastgelegd dat eiseres geen hoge werkdruk en ook geen grote eindverantwoordelijkheid aankan. Ook zijn er beperkingen weergegeven voor omgaan met conflicten en contact met anderen. Vanwege de rugklachten gelden er beperkingen in de rubrieken ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’. Omdat eiseres een intensieve behandeling ondergaat en gezien de recuperatietijd die dat vraagt heeft de arts een urenbeperking aangehouden van maximaal 8 uur per dag en 24 uur per week. Daarnaast gelden beperkingen voor onregelmatige diensten en werk in de nacht.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 4 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de primaire arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van persisterende lage rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen. Uit de medische informatie blijkt volgens haar dat eiseres in het verleden een hernia heeft gehad, maar zij wijst erop dat een MRI uit 2019 geen aanwijzingen meer geeft voor wortelcompressie. Uit het revalidatietraject kwam naar voren dat het toen voornamelijk een spierkwestie was, en dat eiseres ook verbetering merkte door de training. Ondanks dat er op en rond 11 december 2020 geen hernia aan de orde was maar problemen door een verkeerde houding of spierkwestie, gaat zij wel uit van een verminderde belastbaarheid van de onderrug. Dat er in maart 2021 een nieuwe hernia is ontdekt, bevestigt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verminderde belastbaarheid van de onderrug.
Zij gaat verder uit van psychische klachten na meerdere ongevallen, maar ziet onvoldoende aanwijzingen voor een evidente PTSS. Met de klachten van eiseres is volgens haar voldoende rekening gehouden in de FML, waarbij zij ook het dagverhaal van betekenis vindt. De stresserende psychosociale omstandigheden waarmee eiseres te maken heeft, blijven bij het vaststellen van de belastbaarheid buiten beschouwing, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De verslechtering van de situatie die uit de brief van Spine & Joint Centre van 12 april 2021 naar voren komt, moet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep buiten beschouwing blijven, omdat deze niet ziet op 11 december 2020.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit berust op een verkeerde beoordeling van de beschikbare medische informatie. Haar toestand was namelijk slechter dan waar de verzekeringsartsen vanuit zijn gegaan. Al tijdens het revalidatietraject zijn haar lichamelijke en psychische klachten verergerd. De datum in geding valt hier binnen. In april 2021, drie maanden na afronding van de revalidatiebehandeling, heeft ze een zogeheten follow-up gesprek gehad. Bij dat gesprek was een psycholoog aanwezig, omdat al bekend was dat eiseres te maken had gehad met een toename van psychische klachten. Eiseres wijst ook op een brief van 12 april 2021 van Spine & Joint Centre. Daarin staat dat haar behandelaars in het beloop en het resultaat van het traject een indicatie zagen voor een externe psychologische behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had volgens eiseres hierover vragen moeten stellen aan het revalidatiecentrum of de geadviseerde psychologische behandeling moeten afwachten.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 14 september 2021 duidelijk heeft uitgelegd waarom de brief van Spine & Joint Centre geen reden vormt om meer psychische beperkingen aan te nemen op 11 december 2020. Hij heeft gewezen op het bezwaarschrift van 27 januari 2021. Daarin heeft eiseres te kennen gegeven dat zij op dat moment weer veel klachten had, maar dat het revalidatietraject haar (tot eind december 2020) erg goed deed. De omstandigheid dat eiseres bij de follow-up in april 2021 bij Spine & Joint Centre heeft verteld dat ze zich veel slechter voelde dan tijdens het begin van de behandeling en enigszins slechter dan na de behandeling, is voor de verzekeringsarts onvoldoende om aan te nemen dat voor 11 december 2020 een verslechtering is opgetreden in de medische situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt hierover op dat dit mogelijk nu wel de waarneming van eiseres is, maar dat niet is gebleken dat er lichamelijk of psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden die deze waarneming bevestigt. Uit de brief van 12 april 2021 blijkt volgens hem dat de aanwezigheid van een psycholoog bij de follow-up was ingegeven door de mogelijke negatieve invloed van cognitief-gedragsmatige factoren op haar fysieke herstelproces, en niet omdat er aanwijzingen waren voor een ernstige depressie of andere invaliderende psychopathologie. Voor het opvragen van verdere inlichtingen bij Spine & Joint Centre bestond geen reden, omdat de brief al voldoende duidelijk was.
De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn uitleg volgen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres op 14 december 2020 aan de primaire arts heeft verteld dat de revalidatie goed bevalt en dat deze haar ook mentaal helpt. De behandeling thuis zelfstandig voortzetten, zonder de voortdurende begeleiding lukte haar vervolgens niet.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van een onjuiste psychische toestand op 11 december 2020. Voor meer of andere beperkingen in verband hiermee bestaat dus ook geen grond. Evenmin ziet de rechtbank redenen die maken dat het Uwv de behandeling bij de psycholoog moest afwachten. Van een ingezette psychologische behandeling was tijdens de beoordeling van de verzekeringsartsen nog geen sprake en voor de beoordeling per 11 december 2020 kan deze dus niet van betekenis zijn.
Eiseres stelt verder dat met haar rugklachten onvoldoende rekening is gehouden in de FML. Er is immers inmiddels opnieuw een beginnende hernia vastgesteld bij eiseres, waarmee de kwetsbaarheid van haar rug gegeven is. De zware pijnstillers die zij al snel nodig heeft, zijn van invloed op haar concentratie, geheugen en vermogen tot verdeling van taken. De rechtbank kan eiseres ook op dit punt geen gelijk geven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het medische rapport dat in bezwaar is opgesteld uitgebreid toegelicht welke beperkingen zij voor de rugproblemen nodig vindt. Daarbij heeft zij zich ook rekenschap gegeven van de eerdere hernia van eiseres en de hernia die in maart 2021 is vastgesteld. Zij benoemt expliciet de kwetsbaarheid van de onderrug. In beroep is hierop nog aangevuld dat alleen klachten geen onderbouwing kunnen vormen voor meer of andere beperkingen. Met de beschikbare informatie is al rekening gehouden in de FML, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om aan deze uitleg te twijfelen. Dat geldt ook voor de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de stelling van eiseres dat er meer beperkingen gelden vanwege de zware pijnstillers.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 11 december 2020 met deze functies 74,25% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als administratief medewerkster, zodat eiseres voor de overige 25,25% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 11 december 2020 terecht geweigerd.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in samenwerking met J.B.C. Hoeksel, griffier op 8 februari 2022.
De uitspraak is aan partijen verzonden op 8 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.