De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
Een arts van het Uwv heeft telefonisch met eiseres gesproken op 14 december 2020. Ook heeft zij het dossier van eiseres en de daarin aanwezige medische informatie van de neuroloog en de fysiotherapeut bestudeerd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts heroverwogen. Zij heeft eiseres gesproken en onderzocht tijdens een spreekuur op 31 mei 2021. Verder heeft zij het dossier bestudeerd en kennis genomen van informatie van Spine & Joint Centre, waar eiseres een behandeling heeft gehad.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid van eiseres dan de arts. Ook het beroepschrift heeft geen verandering gebracht in het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Voor de rechtbank is voldoende duidelijk dat de verzekeringsartsen alle klachten van eiseres en de informatie van haar behandelaars hebben betrokken in hun beoordeling. Ze hebben eiseres ook zelf gesproken en onderzocht, zowel telefonisch als tijdens een spreekuur op kantoor. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De primaire arts heeft aangenomen dat eiseres te kampen heeft met chronische aspecifieke rugpijn en spanningsklachten. Ze vindt dat eiseres beperkt is voor zware fysieke belasting en voor onderdelen van het persoonlijk en sociaal functioneren. In de FML heeft de arts vastgelegd dat eiseres geen hoge werkdruk en ook geen grote eindverantwoordelijkheid aankan. Ook zijn er beperkingen weergegeven voor omgaan met conflicten en contact met anderen. Vanwege de rugklachten gelden er beperkingen in de rubrieken ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’. Omdat eiseres een intensieve behandeling ondergaat en gezien de recuperatietijd die dat vraagt heeft de arts een urenbeperking aangehouden van maximaal 8 uur per dag en 24 uur per week. Daarnaast gelden beperkingen voor onregelmatige diensten en werk in de nacht.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 4 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de primaire arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van persisterende lage rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen. Uit de medische informatie blijkt volgens haar dat eiseres in het verleden een hernia heeft gehad, maar zij wijst erop dat een MRI uit 2019 geen aanwijzingen meer geeft voor wortelcompressie. Uit het revalidatietraject kwam naar voren dat het toen voornamelijk een spierkwestie was, en dat eiseres ook verbetering merkte door de training. Ondanks dat er op en rond 11 december 2020 geen hernia aan de orde was maar problemen door een verkeerde houding of spierkwestie, gaat zij wel uit van een verminderde belastbaarheid van de onderrug. Dat er in maart 2021 een nieuwe hernia is ontdekt, bevestigt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verminderde belastbaarheid van de onderrug.
Zij gaat verder uit van psychische klachten na meerdere ongevallen, maar ziet onvoldoende aanwijzingen voor een evidente PTSS. Met de klachten van eiseres is volgens haar voldoende rekening gehouden in de FML, waarbij zij ook het dagverhaal van betekenis vindt. De stresserende psychosociale omstandigheden waarmee eiseres te maken heeft, blijven bij het vaststellen van de belastbaarheid buiten beschouwing, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De verslechtering van de situatie die uit de brief van Spine & Joint Centre van 12 april 2021 naar voren komt, moet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep buiten beschouwing blijven, omdat deze niet ziet op 11 december 2020.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit berust op een verkeerde beoordeling van de beschikbare medische informatie. Haar toestand was namelijk slechter dan waar de verzekeringsartsen vanuit zijn gegaan. Al tijdens het revalidatietraject zijn haar lichamelijke en psychische klachten verergerd. De datum in geding valt hier binnen. In april 2021, drie maanden na afronding van de revalidatiebehandeling, heeft ze een zogeheten follow-up gesprek gehad. Bij dat gesprek was een psycholoog aanwezig, omdat al bekend was dat eiseres te maken had gehad met een toename van psychische klachten. Eiseres wijst ook op een brief van 12 april 2021 van Spine & Joint Centre. Daarin staat dat haar behandelaars in het beloop en het resultaat van het traject een indicatie zagen voor een externe psychologische behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had volgens eiseres hierover vragen moeten stellen aan het revalidatiecentrum of de geadviseerde psychologische behandeling moeten afwachten.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 14 september 2021 duidelijk heeft uitgelegd waarom de brief van Spine & Joint Centre geen reden vormt om meer psychische beperkingen aan te nemen op 11 december 2020. Hij heeft gewezen op het bezwaarschrift van 27 januari 2021. Daarin heeft eiseres te kennen gegeven dat zij op dat moment weer veel klachten had, maar dat het revalidatietraject haar (tot eind december 2020) erg goed deed. De omstandigheid dat eiseres bij de follow-up in april 2021 bij Spine & Joint Centre heeft verteld dat ze zich veel slechter voelde dan tijdens het begin van de behandeling en enigszins slechter dan na de behandeling, is voor de verzekeringsarts onvoldoende om aan te nemen dat voor 11 december 2020 een verslechtering is opgetreden in de medische situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt hierover op dat dit mogelijk nu wel de waarneming van eiseres is, maar dat niet is gebleken dat er lichamelijk of psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden die deze waarneming bevestigt. Uit de brief van 12 april 2021 blijkt volgens hem dat de aanwezigheid van een psycholoog bij de follow-up was ingegeven door de mogelijke negatieve invloed van cognitief-gedragsmatige factoren op haar fysieke herstelproces, en niet omdat er aanwijzingen waren voor een ernstige depressie of andere invaliderende psychopathologie. Voor het opvragen van verdere inlichtingen bij Spine & Joint Centre bestond geen reden, omdat de brief al voldoende duidelijk was.
De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn uitleg volgen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres op 14 december 2020 aan de primaire arts heeft verteld dat de revalidatie goed bevalt en dat deze haar ook mentaal helpt. De behandeling thuis zelfstandig voortzetten, zonder de voortdurende begeleiding lukte haar vervolgens niet.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van een onjuiste psychische toestand op 11 december 2020. Voor meer of andere beperkingen in verband hiermee bestaat dus ook geen grond. Evenmin ziet de rechtbank redenen die maken dat het Uwv de behandeling bij de psycholoog moest afwachten. Van een ingezette psychologische behandeling was tijdens de beoordeling van de verzekeringsartsen nog geen sprake en voor de beoordeling per 11 december 2020 kan deze dus niet van betekenis zijn.
Eiseres stelt verder dat met haar rugklachten onvoldoende rekening is gehouden in de FML. Er is immers inmiddels opnieuw een beginnende hernia vastgesteld bij eiseres, waarmee de kwetsbaarheid van haar rug gegeven is. De zware pijnstillers die zij al snel nodig heeft, zijn van invloed op haar concentratie, geheugen en vermogen tot verdeling van taken. De rechtbank kan eiseres ook op dit punt geen gelijk geven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het medische rapport dat in bezwaar is opgesteld uitgebreid toegelicht welke beperkingen zij voor de rugproblemen nodig vindt. Daarbij heeft zij zich ook rekenschap gegeven van de eerdere hernia van eiseres en de hernia die in maart 2021 is vastgesteld. Zij benoemt expliciet de kwetsbaarheid van de onderrug. In beroep is hierop nog aangevuld dat alleen klachten geen onderbouwing kunnen vormen voor meer of andere beperkingen. Met de beschikbare informatie is al rekening gehouden in de FML, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om aan deze uitleg te twijfelen. Dat geldt ook voor de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de stelling van eiseres dat er meer beperkingen gelden vanwege de zware pijnstillers.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 11 december 2020 met deze functies 74,25% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als administratief medewerkster, zodat eiseres voor de overige 25,25% arbeidsongeschikt is.