ECLI:NL:RBROT:2022:967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
21/3814
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het Uwv had haar aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 13,83%. Eiseres heeft eerder bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak het Uwv opgedragen om opnieuw naar de zaak te kijken, wat resulteerde in een nieuw besluit waarin het Uwv zijn eerdere beslissing handhaafde.

Tijdens de zitting op 21 januari 2022 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde, mr. S. Zahri, was wel aanwezig. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P. Vliegenhart. De rechtbank heeft de arbeidskundige beoordeling van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om de door het Uwv geduide functies te vervullen, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 10 september 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten niet vergoed worden, omdat eiseres in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is op 10 februari 2022 verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/3814

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. S. Zahri,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
gemachtigde: mr. P. Vliegenhart.

Procesverloop

Met het besluit van 3 september 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd eiseres per 10 september 2018 een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 13,83%.
Bij besluit van 8 mei 2019 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het besluit van 8 mei 2019 beroep ingesteld. Dit beroep is gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 8 mei 2019 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak van 1 maart 2021. [1]
Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv een nieuwe beslissing op het bezwaar afgegeven waarin is beslist dat het besluit van 3 september 2018 blijft gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het besluit van 4 mei 2021 beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 21 januari 2022. Eiseres was niet aanwezig. Haar gemachtigde mr. S. Zahri was wel aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. P. Vliegenhart.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als gastouder bij [naam bedrijf] . voor gemiddeld 25,29 uur per week. Op 5 maart 2015 is het dienstverband geëindigd. Het Uwv heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 12 september 2016 bij het Uwv ziekgemeld, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een arts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 10 september 2018. [2] Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres in deze functies gemiddeld 86,17% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML van 27 maart 2019 opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de FML van 27 maart 2019 voldoende functies kunnen duiden waardoor de arbeidsongeschiktheid wordt gehandhaafd op minder dan 35%. Hierop heeft het Uwv de beslissing op het bezwaar van 8 mei 2019 genomen.
Eiseres heeft tegen het besluit van 8 mei 2019 beroep ingesteld. De rechtbank heeft een deskundige benoemd. De rechtbank volgt de conclusie van de deskundige en is van oordeel dat het Uwv de belastbaarheid van eiseres per 10 september 2018 onjuist heeft vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 mei 2019. Het Uwv wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak van 1 maart 2021. Hierop heeft het Uwv de beslissing op het bezwaar van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het arbeidskundige onderzoek onzorgvuldig is geweest. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het Uwv geschikt vindt, niet kan verrichten. Tevens verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke arbeidsdeskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. In deze zaak gaat het om de arbeidskundige beoordeling. De medische beoordeling is niet in geschil.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 17 maart 2021 beoordeeld of de geduide functies op basis van de FML van 5 maart 2021 passend zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep achtte één van de geduide functies niet meer passend. Op grond van de FML van 5 maart 2021 zijn de overige eerder geduide functies nog steeds geschikt. Het gaat om:
- (111180) productiemedewerker industrie;
- (264122) machinaal metaalbewerker;
- (111334) huishoudelijk medewerker gebouwen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 28 september 2021, naar aanleiding van de vragen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, uiteengezet dat ten aanzien van het hanteren van een soldeerbout geen beperking geldt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan dit niet als een evident verhoogd persoonlijk risico worden beschouwd. Ten eerste geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat geldt bij het aanprikken van de huid met een soldeerboutje er een spontante reflexreactie optreedt waardoor een beschadiging van een klein huidoppervlak, als die al optreedt, niet ernstig zal zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat een dergelijk reflex niet optreedt bij neurologische aandoeningen waarbij de gevoelszintuigen aangetast zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat hiervan bij eiseres geen sprake is. Ten tweede geeft de verzekeringsarts aan dat de voor eiseres gehanteerde dosissen van 15 mg Mirtazapine en 100 mg Quetiapine aan de lage kant zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat voor Mirtazapine als begindosering 15 mg wordt geadviseerd (en de dosering kan zo nodig verhoogd worden tot 35 mg/per dag). Quetiapine als aanvullende behandeling op antidepressiva wordt gestart met 50 mg en de dosering ervan kan dan tot 300 mg worden verhoogd beschrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij geeft aan dat een enigszins vertraagd reactievermogen als gevolg van deze medicatie niet maakt dat de terugtrekreflex niet zal optreden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zou in casu bij het hanteren van een soldeerbout (of pincet, naald) een lichte beschadiging van de huid kunnen optreden, maar dit kan zich ook voordoen in het dagelijks leven. Nu eiseres geen patiënt is met een verhoogd risico voor het oplopen van een infectie bij een kleine huidverwonding is er geen medische grond om te concluderen dat het gebruik van een soldeerbout niet is toegestaan.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgt dat met betrekking tot de beperking ten aanzien van verdelen van de aandacht een beperking aangenomen is op item 1.2. Zij geeft aan dat dit betekent dat eiseres onvoldoende vermogen heeft om de aandacht alternerend van de ene naar de andere informatiebron te verleggen zonder daarbij het overzicht te verliezen. Op item 1.1. is geen beperking aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat dit inhoudt dat eiseres in staat is om zich te richten op informatie uit één bron (voorwerp, persoon, gebeurtenis) zonder daarbij afgeleid te worden. Taken achtereenvolgend aan elkaar kan eiseres dus wel uitvoeren stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Productiemedewerker industrie (SBC 111180)
Eiseres voert aan dat zij in de functie productiemedewerker industrie in staat dient te zijn 60 tot 70 printplaten per dag te verwerken met een hoge complexiteit. Eiseres meent dat zij hiertoe niet in staat is, omdat zij is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en ook niet kan werken met een hoog handelingstempo (item 1.9.7. van de FML). Eiseres voert aan dat gezien er een quota vereiste lijkt te gelden voor het (minimum) aantal te verwerken printplaten dit een indicatie is dat er wel degelijk met deadlines wordt gewerkt. Volgens eiseres is dit ook een indicatie dat een hoog handelingstempo vereist is.
Eiseres geeft aan dat de arbeidsdeskundige stelt dat eiseres in staat zou zijn om met een soldeerbout te werken. In de toelichting bij item 1.9. in de FML wordt volgens eiseres in het algemeen geconcludeerd dat belanghebbende een verminderd reactievermogen heeft. Ook benoemt eiseres dat haar beperkingen op het item verdelen van de aandacht maakt dat het hanteren van een dergelijk apparaat risico’s met zich brengt. Eiseres geeft tevens aan dat de arbeidsdeskundige niet lijkt te hebben onderzocht dan wel toegelicht op welke manier de soldeerbout dient te worden gebruikt en op welke manier rekening is gehouden met de beperkingen onder punt zeven van de dynamische handelingen. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres op dit punt aangevuld dat het mogelijk is dat de soldeerbout handmatig moet worden gehanteerd. Indien dit het geval is dan is er volgens eiseres wel sprake van schroefbewegingen. Op dat item is eiseres beperkt waardoor het wel relevant is. Naar de mening van eiseres dient de functie van productiemedewerker industrie af te vallen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 4 oktober 2021 omtrent de passendheid van de functie van productiemedewerker industrie het volgende gerapporteerd.
Er is geen sprake van een indicatie voor deadlines dan wel een hoog handelingstempo. De arbeidsdeskundig analist heeft aangegeven dat de planning en organisatie van de weekproductie dusdanig is dat deze, onder normale omstandigheden doorgaans in alle redelijkheid in een normaal werktempo kan worden behaald door de groep medewerkers. Indien in een enkele keer per jaar de weekproductie in gevaar dreigt te komen wordt door de groepsleider extra personeel ingezet, zodat er niet langer of harder moet worden gewerkt. Van een hoog handelingstempo is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dan ook geen sprake.
Het gaat verder om gestructureerde werkzaamheden met duidelijke taken. Er kan geconcentreerd aan de taken worden gewerkt zonder wisselende prioriteiten waardoor het werk onderbroken moet worden, zonder plotselinge en ongeplande interventies van buitenaf waardoor een fundamenteel andere activiteit moet worden uitgevoerd dan het werk waar eiseres mee bezig is. Daarnaast komt uit de functieomschrijving naar voren dat de taken volgtijdelijk en niet naast elkaar worden uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat eiseres in staat is taken achtereenvolgend aan elkaar uit te voeren. Dit maakt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dat er geen overschrijding is op het aspect verdelen van de aandacht.
Wat betreft de beperking ten aanzien van de dynamische handeling “het uitvoeren van een schroefbeweging met hand en arm”. Uit de functieanalyse blijkt niet dat hiervan sprake is. Het gebruik van de soldeerbout staat verder beschreven in de functiebeschrijving. Ter zitting heeft de gemachtigde van Uwv nogmaals benadrukt dat er geen sprake is van kenmerkende belasting op dit punt.
Machinaal metaalbewerker (SBC 264122)
In de functie van machinaal metaalbewerker dient eiseres in staat te zijn machines te bedienen ten behoeve van de vervaardiging of behandeling van producten. Eiseres geeft aan dat in deze functie een snelheidsvereiste geldt. Daarnaast dat een wisselaar, een drukknop en een verplaatsbaar voetpedaal wordt bediend. Eiseres meent dat deze functie dient af te vallen, omdat zij niet in staat is met een hoog handelingstempo werkzaam te zijn, beperkt haar aandacht kan verdelen, en aangewezen is op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Eiseres geeft aan dat de gestelde eenvoud van het bedienen van de machines niet veel zegt over het persoonlijk risico dat zij loopt bij het bedienen daarvan. Eiseres geeft hierbij aan dat het wellicht voor de gemiddelde werknemer een eenvoudig te bedienen machine is, maar niet voor eiseres. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres ten aanzien van deze functie aangegeven dat er juist wel standaard met machines wordt gewerkt en dat een priem moet worden gehanteerd. Daarnaast stelt de gemachtigde van eisers dat het gaat om een niet eenvoudig te bedienen machine aangezien er een opleiding nodig is om de machine te mogen bedienen. Dit bij elkaar genomen brengt volgens eiseres een persoonlijk risico mee.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 4 oktober 2021 omtrent de passendheid van de functie van machinaal metaalbewerker het volgende gerapporteerd.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geeft aan dat uit de informatie verkregen van de arbeidsdeskundig analist blijkt dat de functie productiemedewerker metaalbewerking een ‘maatwerk’ en ‘ambachtelijk’ karakter heeft. Er worden bij deze werkgever standaard (industrieel vervaardigde) én maatwerk (handmatig vervaardigde) doeken gemaakt voor verschillende afnemers. Vanwege de soms afwijkende maten moeten standaard doeken handmatig aan elkaar worden ‘geweven’. Hiervoor wordt geen machine gebruikt, maar een klassiek weefgetouw dat handmatig wordt bediend. Een pedaal (of handknop) wordt gebruikt om de beweging van de schering en inslagdraad te regelen. Het werk leent zich niet voor een (ver)hoog(d) handelingstempo, dit zal ten koste gaan van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het streven is naar een passend werktempo waarbij zowel de hoeveelheid geweven stof als de kwaliteit van de stof/doek optimaal is. Bij een hoog (handelings)tempo is er een reële kans op fouten die de kwaliteit van het weefsel beïnvloeden. De werkgever zal vanzelfsprekend, zoals in iedere reguliere functie op de arbeidsmarkt, wel eisen aan het werktempo stellen (het werk moet op een bepaald moment wel af zijn). Dit zijn echter geen kwantitatief hoge eisen en deze zijn gebaseerd op een gemiddeld, ‘rustig, maar gestaag’ werktempo. Van een hoog handelingstempo is in deze functie geen sprake volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Er zijn verder geen aanwijzingen dat eiseres een rustig, maar gestaag werktempo niet zou kunnen onderhouden.
Verder betreffen het gestructureerde werkzaamheden met duidelijke taken. Er kan geconcentreerd aan de taken worden gewerkt zonder wisselende prioriteiten waardoor het werk onderbroken moet worden, zonder plotselinge en ongeplande interventies van buitenaf waardoor een fundamenteel andere activiteit moet worden uitgevoerd dan het werk waar men mee bezig is. Uit de functiebeschrijving komt naar voren dat de taken volgtijdelijk en niet naast elkaar worden uitgevoerd. Taken achtereenvolgend aan elkaar kan eiseres wel volgt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Functieanalyse door de arbeidskundig analist heeft uitgewezen dat er in deze functie geen verhoogde kans op lichamelijk letsel is bij de uitoefening van een functie.
De gemachtigde van Uwv heeft ter zitting nader aangevuld dat er geen sprake is van een gevaarlijke machine waarbij een hoog persoonlijk risico geldt. Daarnaast benoemt hij dat het item persoonlijk risico niet onder de kenmerkende belasting valt in deze functie.
Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC 111334)
Eiseres geeft aan dat de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen in ieder geval niet geschikt is vanwege het gebruik van beschermende middelen en het frequente trappenlopen. Eiseres benoemt dat de arbeidsdeskundige met deze functie onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen onder 3.5 beschermende middelen en 4.20 trappenlopen. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat bedrijfskleding, handschoenen, veiligheidsbril, plastic schort en een mondkapje zware persoonsbeschermende middelen zijn.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 4 oktober 2021 omtrent de passendheid van de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen het volgende gerapporteerd.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geeft aan dat eiseres is beperkt in het dragen van zware persoonsbeschermende middelen. In het arbeidskundig rapport van 8 mei 2019 wordt reeds opgemerkt dat bij de werkzaamheden geen zware persoonsbeschermende middelen worden gedragen. Uit de functieanalyse door de arbeidskundig analist blijkt dat het bedrijfskleding, handschoenen, veiligheidsbril, plastic schort en afhankelijk van de situatie soms met een mondkapje wordt gewerkt. Dit zijn middelen die in het gebruik vergelijkbaar zijn met normale kledij en daarom niet als zware persoonsbeschermende middelen worden aangemerkt. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv bovenstaande bevestigd en benadrukt dat eiseres is beperkt in het dragen van zware persoonsbeschermende middelen en dat daar geen sprake van is in deze functie.
Met betrekking tot het trappenlopen geldt dat eiseres ten minste één keer één trap op en af kan. Eiseres wordt op basis van het interpretatiekader CBBS in staat geacht in een frequentie van vier maal per uur in één keer een trap op en af te lopen, hetgeen neerkomt op 120 traptreden per uur, elk uur. In de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen is sprake van tijdens één werkuur vier maal ongeveer 25 treden achtereen (tijdens het schoonmaken van het trappenhuis) op lopen, zijnde 100 treden in één uur, hetgeen dus binnen eiseres haar mogelijkheden ligt.
De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 maart 2021 en 4 oktober 2021 voldoende uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Van een kenmerkende belasting ten aanzien van de schroefbewegingen en persoonlijk risico is in de geduide functies geen sprake. Hetzelfde geldt voor de vraag of er sprake is van een gevaarlijke machine. Ook valt niet in te zien dat het dragen van bedrijfskleding, handschoenen, veiligheidsbril, schort en mondkapje aan te merken is als zware persoonsbeschermende middelen. Ten aanzien van het traplopen ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat dit voor eiseres niet mogelijk is.
Eiseres vindt dat de rechtbank een onafhankelijke deskundige moet benoemen, omdat er twijfel is over haar arbeidsmogelijkheden. Eiseres heeft ter onderbouwing geen stukken aangeleverd. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan wat de arbeidsdeskundigen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit. De rapportages van de arbeidsdeskundigen zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, bevatten geen tegenstrijdigheden en zijn begrijpelijk. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de arbeidsdeskundigen. De rechtbank wijst het verzoek om opnieuw een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 10 september 2018 met deze functies 75,25% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als gastouder, zodat eiseres voor de overige 24,75% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 10 september 2018 terecht geweigerd, omdat eiseres op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in samenwerking met mr. E.H. Maas, griffier op 10 februari 2022.
De uitspraak is verzonden op 10 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank van 1 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1605.
2.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 25 juli 2018 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.