In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Houcon Cargo Systems B.V. en KEN Engineering B.V. Houcon vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door KEN was gelegd onder Rabobank. KEN had eerder een bodemprocedure aangespannen tegen Houcon wegens onbetaalde facturen ter hoogte van € 37.301,28. In het kort geding stelde Houcon dat de bankgarantie die KEN had ontvangen van Rabobank voldoende zekerheid bood voor de vordering, en dat het beslag daarom opgeheven diende te worden. KEN voerde verweer en stelde dat de bankgarantie minder zekerheid bood dan het beslag, omdat zij deze pas kon inroepen na een definitieve uitspraak in de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter overwoog dat de bankgarantie, conform het NVB-model, voldoende zekerheid bood in de zin van artikel 705 lid 2 Rv. De rechter oordeelde dat de bankgarantie niet alleen de vordering dekte, maar ook voordelen bood in geval van faillissement van Houcon. De rechter wees de vorderingen van KEN in reconventie af, omdat er geen spoedeisend belang was voor de gevorderde betaling van de openstaande facturen. De rechter oordeelde dat KEN als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.
Het vonnis concludeert met de opheffing van het beslag zodra de originele bankgarantie aan KEN is overhandigd, en bevestigt dat KEN in de proceskosten wordt veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter.