ECLI:NL:RBROT:2022:9790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
9792428
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht; Vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, vordering tot betaling huurachterstand toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie tussen Stichting Maasdelta Groep (eiseres) en twee gedaagden, die als bewindvoerders optreden over de goederen van onder bewind gestelde personen. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van een huurachterstand van € 3.551,35. De gedaagden hebben een huurachterstand van € 3.106,22 opgebouwd over de periode van februari 2021 tot en met maart 2022, en zijn onder bewind gesteld op 17 februari 2022. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen, omdat de gedaagden sinds de onderbewindstelling hun huurverplichtingen zijn nagekomen en er een betalingsregeling in zicht is. De kantonrechter heeft wel de huurachterstand van € 2.335,71 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 420,31. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9792428 \ CV EXPL 22-10488
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: de besloten vennootschap GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,handelend onder de naam
[bedrijf01], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de onder bewind gestelde [naam01] ,
kantooradres: [plaats02] ,
gedaagde,
in persoon,
en
[gedaagde01], handelend onder de naam
[bedrijf01], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de onder bewind gestelde [naam02] ,
kantooradres: [plaats02]
gedaagde,
in persoon.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘Maasdelta’ en gedaagden als ‘ [gedaagden01] ’. De onder bewind gestelden worden hierna aangeduid als ‘ [naam01] ’ en ‘ [naam02] ’.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 maart 2022, met bijlagen;
  • de brief van 6 april 2022 met daarin het antwoord van [gedaagden01] ;
  • de aantekeningen van het mondeling antwoord van [gedaagden01] op de rolzitting van 7 april 2022;
  • de brief van 25 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Maasdelta van 16 juni 2022, met bijlage;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 29 juni 2022;
  • de akte van 13 juli 2022 van Maasdelta, met bijlagen;
  • de mail van 13 augustus 2022 van [gedaagden01] ;
  • de rolbeslissing van 23 september 2022;
  • de akte van 12 oktober 2022 van Maasdelta.
1.2.
Op 29 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.
1.3.
[gedaagden01] hebben zich niet uitgelaten naar aanleiding van de rolbeslissing.

2..De feiten

2.1.
Tussen Maasdelta enerzijds en [naam01] en [naam02] anderzijds bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning te [plaats01] aan de [adres01] . De huur bedraagt € 790,46 per maand.
2.2.
Over de maanden februari 2021 tot en met maart 2022 hebben [naam01] en [naam02] een bedrag van € 3.106,22 aan huur niet betaald.
2.3.
Bij brief van 11 november 2021 zijn [naam01] en [naam02] aangemaand om binnen 15 dagen, nadat deze brief bij hen was bezorgd, de huurachterstand van € 2.315,76 te voldoen. Hierbij zijn zij ook gewezen op het feit dat zij buitengerechtelijke incassokosten van € 420,31 (inclusief btw) verschuldigd zijn als zij niet op tijd betalen.
2.4.
Bij beschikking van 17 februari 2022 zijn [naam01] en [naam02] onder bewind gesteld en is Unique benoemd tot bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam01] en [naam02] .

3..Het geschil

3.1.
Maasdelta heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomst te ontbinden;
  • gedaagden te veroordelen om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het zijne/hare en de zijnen/haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van Maasdelta te stellen en te laten;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan Maasdelta te betalen, en wanneer de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om aan Maasdelta te betalen:
een bedrag van € 3.551,35, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.106,22, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
de nog te vervallen huurpenningen vanaf de maand april 2022, thans bedragende € 790,46, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
als schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst een bedrag ad € 790,46, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten per maand (of gedeelte daarvan) dat gedaagden het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houden;
de proceskosten, waaronder een bedrag aan salaris voor de gemachtigde(n) van Maasdelta.
3.2.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit:
Hoofdsom € 2.315,76
Buitengerechtelijke incassokosten € 347,36
Omzetbelasting over buitengerechtelijke incassokosten € 72,95
Vervallen termijnen t/m maart 2022 € 3.161,84
Rente tot datum dagvaarding
€ 24,82
Subtotaal € 5.922,73
In mindering voldaan en/of verrekend
€ 2.371,38
Saldo € 3.551,35
3.3.
Aan haar vordering heeft Maasdelta ten grondslag gelegd dat [gedaagden01] de huur niet op tijd heeft betaald. Dit levert een toerekenbare tekortkoming van de zijde van [gedaagden01] op en in deze toerekenbare tekortkoming wenst Maasdelta niet langer te berusten, zodat zij recht en belang heeft bij ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagden01] zijn op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW een bedrag van € 420,31 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.5.
Op grond van artikel 6:119 BW zijn [gedaagden01] wettelijke rente aan Maasdelta verschuldigd.
3.4.
[gedaagden01] hebben verklaard dat de uitkering van [naam01] per 1 februari 2022 is gestopt en dat [naam01] en [naam02] per 17 februari 2022 onder bewind zijn gesteld. Er is geprobeerd een betalingsregeling te treffen met Maasdelta, maar Maasdelta staat hier niet voor open. Ook is om huurverlaging gevraagd, zodat huurtoeslag aangevraagd kan worden. Er is financiële ruimte om een bedrag van € 75,- per maand af te lossen. De proceskosten zijn onnodig omdat [gedaagden01] wel willen betalen, maar dit niet in één keer kunnen doen. Daarnaast drukken de gevorderde proceskosten extra zwaar op de toch al hoge schuldenlast.

4..De beoordeling

Huurachterstand

4.1.
Bij akte van 10 oktober 2022 heeft Maasdelta aan de kantonrechter laten weten dat met ingang van 9 maart 2022 de huur met terugwerkende kracht is verminderd tot een bedrag van € 724,08 per maand. De huurachterstand tot en met oktober 2022 bedraagt na de het doorberekenen van de huurverlaging en enkele aflossingen door [gedaagden01] € 2.335,71. De huurachterstand ter hoogte van dit bedrag is door [gedaagden01] niet betwist en wordt daarom door de kantonrechter toegewezen.
Ontbinding huurovereenkomst
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de toepassing van artikel 6:265 lid 1 BW kan rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Zo dient enerzijds rekening gehouden te worden met het belang van Maasdelta om als (sociale) verhuurder (tijdig) de huur te ontvangen en anderzijds het belang van [naam01] en [naam02] als huurder om het ingrijpende gevolg van ontbinding en ontruiming te vermijden. Het is aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden.
4.3.
Bij akte van 10 oktober 2022 heeft Maasdelta een actueel overzicht overgelegd van de huurachterstand. De huurachterstand berekend tot en met oktober 2022 bedraagt € 2.335,71. Deze huurachterstand is niet betwist. In rechte kan daarom van deze huurachterstand worden uitgegaan.
4.4.
Het gaat hier om een forse huurachterstand van meer dan drie maanden. Maasdelta heeft, overigens pas na de mondelinge behandeling, stukken overgelegd waarmee zij aantoont dat zij heeft voldaan aan de verplichtingen uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Toch laat de kantonrechter het belang van [naam01] en [naam02] in het onderhavige geval zwaarder wegen en zal hij niet overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. De redenen van deze beslissing zijn als volgt.
4.5.
De kantonrechter acht het van belang dat [naam01] en [naam02] op eigen initiatief beschermingsbewind hebben aangevraagd en dat dit bewind vervolgens ook per 17 februari 2022 is uitgesproken, zoals zij onbetwist hebben gesteld. Sindsdien wordt de lopende huur voldaan. De huurschuld is dan ook niet verder opgelopen.
4.6.
Daarnaast acht de kantonrechter van belang dat sinds de mondelinge behandeling van 29 juni 2022 maandelijks € 75,- wordt afgelost op de huurschuld. Ter zitting is voorts besproken dat voor Maasdelta een betalingsregeling pas bespreekbaar is als de huurschuld inclusief gemaakte kosten in drie jaren wordt afgelost. Dit kwam tijdens de zitting neer op € 128,- per maand. [gedaagden01] hebben ter zitting aangegeven dat er pas meer kan worden afgelost als [naam01] en [naam02] in aanmerking komen voor huurtoeslag. Op dat moment lag de huurprijs net boven de liberalisatiegrens waardoor zij niet in aanmerking kwamen voor huurtoeslag. Reeds op 9 maart 2022 hebben [gedaagden01] Maasdelta benaderd met een verzoek om huurverlaging. Zoals reeds overwogen onder 4.1 heeft Maasdelta bij akte van 10 oktober 2022 laten weten dat er met terugwerkende kracht huurverlaging is verleend, waarmee de huur onder de liberalisatiegrens is gekomen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat nu er huurtoeslag kan worden aangevraagd er meer ruimte komt om de huurschuld sneller af te lossen.
4.7.
Tot slot is nog van belang dat onweersproken is gesteld dat [naam01] weer werkt en recht heeft op een uitkering. Voorts wonen er twee kinderen in de leeftijd van 7 en 14 jaar in de woning en is [naam02] ziek waardoor er veel zorgtaken bij [naam01] komen te rusten.
4.8.
Gezien het bovenstaande laat de kantonrechter het belang van [naam01] en [naam02] zwaarder wegen en wijst de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af. De kantonrechter gaat er hierbij vanuit dat partijen, gelet op de huurverlaging, een nieuwe afbetalingsregeling met een hoger aflossingsbedrag dan de huidige € 75,00 per maand zullen afspreken.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.9.
Maasdelta maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt voor toewijzing in aanmerking, nu met het versturen van de brief van 11 november 2021 (zie 2.3) is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen voor het gevorderde bedrag van € 420,31 (incl. btw), dat jegens [gedaagden01] redelijk is, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht.
4.10.
Vast staat dat de huur niet tijdig is betaald en dat [gedaagden01] daarom in verzuim zijn. Als gevolg hiervan zijn zij wettelijke rente verschuldigd geworden (artikel 6:119 BW). Het gevorderde bedrag aan de verschuldigd geworden wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding van € 24,82 is door [gedaagden01] niet weersproken en zal worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding zal worden toegewezen als in het dictum van dit vonnis bepaald.
Proceskosten
4.11.
Nu Maasdelta deels in het ongelijk is gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in de zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. Hierbij is meegewogen dat [gedaagden01] reeds op 7 maart 2022, dus ruim voor het uitbrengen van de dagvaarding, om huurverlaging hebben verzocht om zo in aanmerking te komen voor huursubsidie en op 9 maart 2022 de gegevens hebben toegestuurd maar daarop geen reactie hebben gekregen (ook geen verzoek tot het indienen van nadere gegevens), zoals gesteld door [gedaagden01] en niet is betwist door Maasdelta. Inmiddels is gebleken dat de huurverlaging en daarmee de verhoging van de afloscapaciteit vanaf 9 maart 2022 mogelijk was. Van een sociale verhuurder had op dit punt meer mogen worden verwacht, zodat een regeling eerder tot stand was gekomen en een procedure met de nodige hoge kosten voorkomen had kunnen worden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden01] hoofdelijk in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam01] en van [naam02] om aan Maasdelta tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 2.360,53 (€ 2.335,71 aan huurachterstand berekend tot en met oktober 2022, plus € 24,82 aan verschenen wettelijke rente ex artikel 6:119 BW), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo dat aan huurachterstand vanaf de dag van dagvaarding, na iedere debet- en creditmutatie, heeft opengestaan tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagden01] hoofdelijk in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam01] en van [naam02] om aan Maasdelta te betalen een bedrag van € 420,31 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Hage en in het openbaar uitgesproken.
52514