ECLI:NL:RBROT:2022:9921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
9092424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de vraag of een overeenkomst is gesloten voor het verzorgen van een diner tussen BonBonParty en Stichting Rotterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen BonBonParty Service B.V. en Stichting Rotterdam Mooier Maken. BonBonParty, eiseres in conventie, stelde dat zij een overeenkomst had gesloten met Stichting Rotterdam voor het verzorgen van een diner op 2 juni 2018. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd op basis van verschillende processtukken, waaronder eerdere vonnissen en getuigenverklaringen.

BonBonParty heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder correspondentie en getuigenverklaringen van haar directeur en een werkneemster, die stelden dat Stichting Rotterdam de opdrachtgever was voor het diner. Echter, de kantonrechter oordeelde dat uit de overgelegde stukken niet kon worden afgeleid dat Stichting Rotterdam daadwerkelijk als opdrachtgever had opgetreden. De verklaringen van de getuigen werden niet als voldoende bewijs beschouwd, vooral omdat de bestuurders van Stichting Rotterdam ook betrokken waren bij een andere organisatie, wat de rol van Stichting Rotterdam als opdrachtgever in twijfel trok.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat BonBonParty niet in haar bewijsopdracht was geslaagd en wees de vordering in conventie af. In reconventie werd BonBonParty veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan Stichting Rotterdam voor veilingitems, en werd BonBonParty ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9092424 \ CV EXPL 21-10437
uitspraak: 18 november 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap
BonBonParty Service B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 5 maart 2021,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. S.R. Bense,
tegen
de stichting
Stichting Rotterdam Mooier Maken,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E. den Hartog.
Partijen blijven hierna aangeduid als “BonBonParty” en “Stichting Rotterdam”.

1..De procedure

Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het vonnis van 24 september 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte houdende uitlatingen bewijs van BonBonParty, met producties;
- de antwoordakte van Stichting Rotterdam, met één productie;
- de rolbeslissing d.d. 17 december 2021;
- het proces-verbaal van het op 27 januari 2022 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van BonBonParty;
- het proces-verbaal van de op 27 juni 2022 gehouden contra-enquête aan de zijde van Stichting Rotterdam;
- de conclusie na enquête van BonBonParty, met producties;
- de antwoord conclusie na enquête van Stichting Rotterdam.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

In conventie
2.1
De kantonrechter handhaaft hetgeen zij reeds in het vonnis van 24 september 2021 heeft overwogen en beslist.
2.2
Bij voornoemd vonnis is BonBonParty toegelaten te bewijzen dat tussen haar en Stichting Rotterdam een overeenkomst is gesloten voor het verzorgen van een diner op 2 juni 2018 voor 360 personen op het drijvend ponton op de Kralingse Plas te Rotterdam.
2.3
Thans dient te worden beoordeeld of BonBonParty in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.4
Als bewijsstukken heeft BonBonParty onder meer correspondentie tussen de heren [naam01] en [naam02] en [naam03] voorafgaand aan het evenement Rotterdam Gala overgelegd. Verder heeft BonBonParty een uitnodiging overgelegd, waarin staat vermeld dat het Rotterdam Gala wordt georganiseerd in samenwerking met Stichting Rotterdam Mooier Maken. Ook in het reserveringsformulier wordt hiervan melding gemaakt. BonBonParty stelt zich op het standpunt dat uit al deze overgelegde stukken duidelijk blijkt dat de heren [naam01] en [naam02] als bestuurders van Stichting Rotterdam hebben onderhandeld over de inhoud, vorm en samenstelling van het diner. Voorts stelt BonBonParty dat ook uit de voorloopbrief en uitnodiging van de organisatie van het gala blijkt dat Stichting Rotterdam opdrachtgever is van het diner, omdat daarin uitdrukkelijk staat vermeld dat de organisatie van het diner in samenwerking met Stichting Rotterdam Mooier Maken gebeurt.
2.5
BonBonParty heeft naast het overleggen van stukken [naam03] , directeur van BonBonParty, en [naam04] , destijds werkneemster van BonBonParty, als getuigen onder ede laten horen.
2.6
Getuige [naam03] heeft - voor zover van belang - het volgende verklaard:
“(…)BonBonParty heeft een diner verzorgd op 2 juni 2018 voor 360 personen op een drijvend ponton in de Kralingse Plas. BonBonParty heeft daarvoor op 31 mei 2018 een opdrachtbevestiging gestuurd aan Stichting Rotterdam Mooier Maken. In de aanloop naar de opdrachtbevestiging hebben [naam04] en ikzelf vanaf januari 2018 gesprekken gevoerd met [naam01] . Ik heb toen documentatie over het gala overhandigd gekregen. Daarop stond als organisatie Stichting Rotterdam Mooier Maken. Ik weet niet meer zeker of bij deze gesprekken ook dhr. [naam05] aanwezig was.
Op het moment van het voeren van voormelde gesprekken, was ik ervan op de hoogte dat de heren [naam01] en [naam05] ook verbonden waren aan [bedrijf01] Voor die B.V. had ik namelijk in 2017 al werkzaamheden verricht voor het evenement Skjutsjsilen.
U vraagt mij of bij de gesprekken expliciet gesproken is over de vraag wie de opdracht gaf tot de cateringwerkzaamheden. Het ging in 2018 om twee aparte evenementen, namelijk zowel het Skjutsjsilen als een gala diner. Het Skjutsjsilen was in 2017 verliesgevend geweest en daarom had ik mijn bedenkingen. [naam01] zei mij dat ik me daarover geen zorgen hoefde te maken, omdat er in 2018 naast het Skjutsjsilen een nieuw evenement zou worden verzorgd, namelijk het Rotterdam Gala. De bedoeling was om met dat Rotterdam Gala voldoende geld op te halen.
Wij hebben een voorschotnota verstuurd aan Stichting Rotterdam Mooier Maken en die is ook betaald. Ik kan niet zien van welke rekening de betaling afkomstig is. (….)”
2.7
Getuige [naam04] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
“(…) Het is juist dat BonBonParty op 2 juni 2018 een diner heeft verzorgd voor 360 personen op een drijvend ponton in de Kralingse Plas. Ik ben ervan op de hoogte dat BonBonParty op 31mei 2018 daarvoor een opdrachtbevestiging heeft verstuurd aan Stichting Rotterdam MooierMaken.
Ik ben betrokken geweest bij de voorbereidingen van bovenvermeld diner. Ik heb samen met
[naam03] in januari 2018 namens BonBonParty gesprekken gevoerd met [naam01] over het verzorgen van het diner. Ik weet niet meer of andere personen daar nog bij betrokken waren.
De opdrachtgever was Stichting Rotterdam Mooier Maken. Ik weet dat, omdat het verbaal is
benoemd door [naam01] tijdens de gesprekken en daarnaast hebben we documentatie
ontvangen, namelijk een brochure en een eerste opmaak voor inschrijving door
geïnteresseerden. Op de documentatie stond de naam Stichting Rotterdam Mooier Maken
vermeld en de namen van de heren [naam01] en zijn compagnon. Ook burgemeester
Aboutaleb werd benoemd. We hebben in de gesprekken gesproken over de door
BonBonParty uit te brengen offerte. Die moest naar [naam01] zelf worden gestuurd.
Ik was ervan op de hoogte dat [naam01] ook verbonden was aan [bedrijf01]
U vraagt mij of er gesproken is over de vraag of [naam01] in dit geval optrad
namens [bedrijf01] of namens Stichting Rotterdam Mooier Maken. Ik
antwoord u dat het in dit geval ging om het verzorgen van het galadiner door Stichting
Rotterdam Mooier Maken. Dat bleek uit de brochure en de documentatie waar ik het zojuist
over had. Daarom was het heel logisch dat [naam01] de persoon was die in dit geval
opdracht gaf namens Stichting Rotterdam Mooier Maken. (…)”.
2.8
In contra-enquête zijn de getuigen [naam01] , voorzitter van Stichting Rotterdam, en [naam02], bestuurder van Stichting Rotterdam, onder ede gehoord.
2.9
[naam01] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
“(…)
De opdrachtbevestiging van BonBon Partyservice aan RMM heb ik nooit gezien.
Ik heb in de aanloop naar de opdracht wel overleg gevoerd met BonBon Partyservice.
Wij deden al een paar jaar zaken met elkaar in verband met het skutsjsilen. In 2018 leek het
ons een goed idee om het Rotterdam Gala daarbij te betrekken. Daardoor konden we
namelijk de kosten van het ponton in de Kralingse Plas over meer Events verdelen. Bij de
gesprekken met BonBon Partyservice waren naast mij zelf de heren [naam02] en [naam03]
betrokken. Het is pertinent niet waar dat ik in een drie gesprek met [naam03] en [naam04] over de
opdracht heb gesproken. [naam04] zat er misschien wel bij, ik ken haar wel.
De opdrachtgever was [bedrijf01] RMM had helemaal geen geld. Het enige dat
RMM doet is de opbrengsten van de veiling doorgeven aan de goede doelen. Dat gebeurde
pas na afloop van het gala. In de gesprekken met BonBon Partyservice is niet expliciet aan
de orde geweest wie de opdrachtgever was. Het is nooit aan de orde geweest dat RMM het
gala zou organiseren. Dat gebeurt tot op de dag van vandaag ook niet, terwijl het gala nog
steeds wordt georganiseerd. De organisator en opdrachtgever is nu de Tuin van de vier
Windstreken VOF.
Dat op de documentatie die aan BonBon Partyservice is verstrekt stond dat RMM
organisator van het gala was, klopt niet. Er stond op “in samenwerking met RMM”. RMM
heeft samen met de gemeente bedacht welke goede doelen er moesten komen. Als mevrouw
[naam04] heeft verklaard dat tijdens de gesprekken verbaal is benoemd dat RMM de
opdrachtgever was, dan is dat keihard gelogen. (…)”
2.1
[naam02] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
“(…) Het is juist dat de opdrachtbevestiging van BonBon Partyservice is gericht aan RMM. Ik
heb in de aanloop naar de opdracht gesprekken gevoerd met BonBon Partyservice. Daarbij
waren naast mij zelf [naam01] en [naam03] en soms ook andere personen aanwezig.
Er is in die gesprekken niet direct besproken wie de opdrachtgever van BonBon
Partyservice was. Het hing samen met skutsjsilen en de organisator daarvan en van het
Rotterdam Gala was [bedrijf01] .
Dat op documentatie die BonBon Partyservice heeft ontvangen, stond dat RMM de
opdrachtgever was, klopt niet. Ik weet niet wat er op de documentatie stond. Ik leg het u uit.
Het is niet juist dat RMM opdrachtgever was, omdat RMM niet bedoeld was voor de
exploitatie van het gala, maar alleen van de opbrengsten van de veiling. Dat RMM de
opdrachtgever zou zijn, is in ieder geval nooit zo gecommuniceerd. Over de verklaring van
[naam04] dat [naam01] tijdens de gesprekken verbaal zou hebben benoemd dat RMM
de opdrachtgever was, zeg ik dat dat volstrekte onzin is. (…)”
2.11
De kantonrechter is van oordeel dat BonBonParty niet in haar bewijsopdracht is geslaagd en overweegt hiertoe als volgt. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat Stichting Rotterdam opdrachtgever was van het diner op 2 juni 2018. De door BonBonParty aangehaalde stukken vermelden dat het Rotterdam Gala “in samenwerking met Stichting Rotterdam” wordt georganiseerd. Dat is echter niet hetzelfde als “in opdracht van Stichting Rotterdam”. Ook uit de omstandigheid dat de gesprekken over het diner zijn gevoerd met de bestuurders van Stichting Rotterdam, kan niet het gevolg worden getrokken dat de bestuurders namens Stichting Rotterdam hebben opgetreden en de opdracht hebben verstrekt. De bestuurders zijn immers ook bestuurders (geweest) van [bedrijf01] Ook uit de verklaring van de getuige [naam03] kan niet worden afgeleid dat Stichting Rotterdam opdrachtgever was van het diner. Aan [naam03] is gevraagd of expliciet gesproken is over de vraag wie de opdracht gaf tot de cateringwerkzaamheden, maar deze vraag heeft hij niet bevestigend beantwoord. Uit hetgeen [naam03] verder heeft verklaard, kan evenmin worden afgeleid dat Stichting Rotterdam als de opdrachtgever van BonBonParty moet worden aangemerkt. [naam04] tot slot heeft wel uitdrukkelijk verklaard dat [naam01] verbaal heeft benoemd dat Stichting Rotterdam opdrachtgever was. [naam04] heeft deze conclusie voorts getrokken uit de door BonBonparty ontvangen brochure en documentatie, waarop de naam Stichting Rotterdam stond vermeld. De enkele verklaring van [naam04] is echter onvoldoende om te dienen als genoegzaam bewijs voor het standpunt van BonBonParty. Daar komt bij dat de juistheid van haar verklaring door zowel [naam01] als [naam02] in contra-enquête is weersproken.
2.12
Geoordeeld moet worden dat in rechte niet is komen vast te staan dat BonBonParty met Stichting Rotterdam een overeenkomst voor het verzorgen van een diner op 2 juni 2018 heeft gesloten. Bij dit oordeel heeft de kantonrechter voorts de door BonBonParty aangevoerde omstandigheden over de tenaamstelling en de betaling van de facturen meegewogen. Deze omstandigheden maken het oordeel van de kantonrechter niet anders.
2.13
Dit betekent dat de vordering in conventie niet toewijsbaar is. De vordering tot betaling van het bedrag van de hoofdsom € 12.495,73 zal worden afgewezen. De daarmee samenhangende vorderingen tot betaling van de rente en buitengerechtelijke kosten zullen eveneens worden afgewezen.
in reconventie
2.14
De vordering in reconventie heeft betrekking op een bedrag van € 2.000,- voor twee veilingitems die BonBonParty bij Stichting Rotterdam heeft gekocht.
2.15
De kantonrechter heeft reeds in haar tussenvonnis van 24 september 2021 overwogen dat het beroep van BonBonParty op verrekening pas kan slagen als komt vast te staan dat Stichting Rotterdam opdrachtgever was van het diner op 2 juni 2018.
Nu niet is komen vast te staan dat Stichting Rotterdam opdrachtgever was, kan het beroep op verrekening niet slagen en is BonBonParty gehouden tot betaling van de veilingitems van € 2.000,-. De vordering in reconventie zal worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat Stichting Rotterdam – na betaling – de biografie van Johan Cruijff aan BonBonParty dient te leveren.
in conventie en in reconventie
2.16
BonBonParty krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Stichting Rotterdam tot vandaag vast op
€ 373,- aan salaris voor de gemachtigde (5 punten x € 373,- tarief). Dit is totaal € 1.865,- Voor kosten die Stichting Rotterdam maakt na deze uitspraak moet BonBonParty ook een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x € 373,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.17
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering af;
in reconventie
veroordeelt BonBonParty om aan Stichting Rotterdam te betalen een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
veroordeelt BonBonParty in de proceskosten, aan de kant van Stichting Rotterdam tot vandaag vastgesteld op € 1.865,-;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
821