In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022, gaat het om een geschil tussen twee ex-partners, [eiseres01] en [gedaagde01], over de kosten van kinderopvang na de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap. Tijdens hun partnerschap hebben zij twee minderjarige kinderen gekregen en een ouderschapsplan opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de gezamenlijke kosten van de kinderen. De kern van het geschil betreft de vraag of de kosten voor een gastouder, die door [gedaagde01] zijn ingehuurd, van de gezamenlijke kinderrekening betaald mochten worden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ouderschapsplan geen expliciete regeling bevatte voor de kosten van kinderopvang. De rechter heeft de bepalingen van het ouderschapsplan uitgelegd aan de hand van de Haviltex-norm, waarbij gekeken is naar de redelijke verwachtingen van partijen. De rechter concludeert dat de kosten van kinderopvang niet onder de eigen kosten van inwoning of aparte kosten vallen, maar wel onder de gezamenlijke kosten die via de kinderrekening betaald mogen worden. Dit betekent dat [gedaagde01] de kosten voor de gastouder van de kinderrekening mocht betalen.
De vordering van [eiseres01] om [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 1.704,- werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de kosten van de gastouder terecht van de kinderrekening waren betaald. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in ouderschapsplannen en de noodzaak om onduidelijkheden in overeenkomsten te interpreteren op basis van redelijkheid en billijkheid.