Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde01] ,
1..De procedure
- de dagvaarding van 22 juni 2022, met bijlagen;
- het antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2..De feiten
3..Het geschil
- de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde01] c.s. te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- [gedaagde01] c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen aan haar te betalen:
- € 8.009,10 aan achterstallige huur met rente tot en met de maand juni 2022;
- € 1.193,91 aan huur, nog te verhogen met eventuele indexeringen, per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] c.s. het gehuurde blijft houden vanaf de maand juli 2022 tot aan het tijdstip van de ontbinding van de huurovereenkomst, per datum vonnis; € 1.193,91 aan schadevergoeding, nog te verhogen met eventuele indexeringen, per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] c.s. in gebreke blijft met de ontruiming van het gehuurde, zulks ingaande op het tijdstip van de ontbinding van de huurovereenkomst;
- de wettelijke rente over € 7.965,55 vanaf 14 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening; € 681,69 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief BTW) en de proceskosten.
4..De beoordeling
term de grâceals bedoeld in artikel 7:280 BW. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om gebruik te maken van zijn wettelijke bevoegdheid [gedaagde01] c.s. een termijn van een maand te verlenen om alsnog aan zijn verplichtingen tegenover Next Invest te voldoen, voordat de huurovereenkomst wordt ontbonden. De kantonrechter komt tot deze conclusie, enerzijds, omdat hij [gedaagde01] c.s. nog een laatste kans wil geven, anderzijds, omdat het dossier geen uitsluitsel geeft over de vraag of Next Invest na het ontstaan van de huurachterstand [gedaagde01] c.s. heeft aangemeld bij het college voor schuldhulpverlening.
term de grâce.