In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De eiser, Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (SBK), heeft de gedaagde, die zelf procedeert, aangeklaagd wegens een huurachterstand. De gedaagde huurt een woning van SBK en heeft een huurachterstand laten ontstaan, die in het kader van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening bij de gemeente Rotterdam is aangemeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 was de gedaagde niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van SBK wel aanwezig was. SBK heeft de huurachterstand gespecificeerd en de rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 7.205,44 bedroeg.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagde heeft weliswaar gesteld dat zij hulp heeft aangevraagd bij de gemeente en een bureau, maar de huurachterstand is desondanks opgelopen. De rechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde moet de huur blijven betalen tot de maand waarin zij de woning verlaat. De rechter heeft ook de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie afgewwezen, omdat de deurwaarder al bevoegd is om de hulp van de sterke arm in te roepen zonder rechterlijke tussenkomst.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.114,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan.