ECLI:NL:RBROT:2022:9967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9915793 CV EXPL 22-17217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van woonruimte in verband met huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De eiser, Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (SBK), heeft de gedaagde, die zelf procedeert, aangeklaagd wegens een huurachterstand. De gedaagde huurt een woning van SBK en heeft een huurachterstand laten ontstaan, die in het kader van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening bij de gemeente Rotterdam is aangemeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 was de gedaagde niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van SBK wel aanwezig was. SBK heeft de huurachterstand gespecificeerd en de rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 7.205,44 bedroeg.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagde heeft weliswaar gesteld dat zij hulp heeft aangevraagd bij de gemeente en een bureau, maar de huurachterstand is desondanks opgelopen. De rechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde moet de huur blijven betalen tot de maand waarin zij de woning verlaat. De rechter heeft ook de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie afgewwezen, omdat de deurwaarder al bevoegd is om de hulp van de sterke arm in te roepen zonder rechterlijke tussenkomst.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.114,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9915793 CV EXPL 22-17217
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de stichting
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A.J.M. van de Wijngaard,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘SBK’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 mei 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het op de rolzitting van 14 juli 2022 door [gedaagde01] gegeven mondelinge antwoord;
  • de aanvullende conclusie van antwoord van 11 augustus 2022, met bijlagen;
  • de brief van 22 augustus 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 11 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens SBK de gemachtigde mr. E.A.J.M. van de Wijngaard aanwezig. [gedaagde01] is, hoewel daartoe bij brief van 22 augustus 2022 opgeroepen, niet verschenen en zij heeft ook geen bericht van verhindering gestuurd.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: ‘het gehuurde’ en/of ‘de woning’) van SBK. De maandelijkse huurprijs bedraagt sinds juli 2022
€ 966,99 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.
2.3.
De huurachterstand is in het kader van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (‘Bgs’) op 20 januari 2022 aangemeld bij de gemeente Rotterdam.

3..Het geschil

3.1.
SBK eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.918,92 met rente en de lopende huur vanaf 1 juni 2022, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 3.451,04 aan huurachterstand tot en met de maand mei 2022, rente van € 28,70 (berekend tot en met mei 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 439,18 (incl. btw).
3.2.
SBK baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het gevorderde bedrag aan huurachterstand klopt. De huur over de maand juni 2022 is niet betaald, maar de huur over de maand juli 2022 wel. [gedaagde01] heeft via de Gemeente Rotterdam schuldhulpverlening aangevraagd en heeft nu hulp van [naam bureau01]. Dat bureau is in overleg getreden met SBK om een betalingsregeling voor te stellen.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
SBK heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht en daarbij gesteld dat de huurachterstand, berekend tot en met de maand oktober 2022, € 7.205,44 bedraagt. SBK heeft op de mondelinge behandeling meegedeeld dat er noch van [gedaagde01] , noch van [naam bureau01] een reactie is ontvangen op de ontstane huurachterstand. [gedaagde01] is niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft de hoogte van de huurachterstand dan ook niet betwist. [gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 7.205,44. Bij de berekening van dit bedrag is rekening gehouden met de door [gedaagde01] bij antwoord gestelde betaling over de maand juli 2022 van € 967,00.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 439,18 worden toegewezen, omdat met het versturen van de brieven van 17 januari 2022 en 18 maart 2022 aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
4.3.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 1 juni 2022, omdat uit de bij dagvaarding als productie 13 overgelegde specificatie van de wettelijke rente blijkt dat het bedrag van € 28,50 aan vervallen rente ziet op de wettelijke rente berekend tot en met de maand mei 2022. Toewijzing van de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, zoals gevorderd, zou betekenen dat over 31 mei 2022 twee maal wettelijke rente wordt gevorderd, terwijl daar geen grondslag voor bestaat.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
Per 1 januari 2021 zijn verhuurders op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (‘Bgs’) verplicht om bij de gemeente melding te doen van een huurachterstand. Vast staat dat SBK bedoelde melding bij de gemeente heeft gedaan.
[gedaagde01] heeft bovendien gesteld dat zij via de Gemeente Rotterdam schuldhulpverlening heeft aangevraagd en hulp krijgt van [naam bureau01]. De huurachterstand is desondanks gedurende deze procedure opgelopen waardoor deze nu ruim 7 maanden bedraagt. Dit rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming worden daarom toegewezen.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
4.6.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren
4.7.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van gedaagde komen.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van SBK tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 487,-- aan griffierecht en € 498,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 249,-- tarief). Dit is totaal € 1.114,74. Voor kosten die SBK maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,-- (1/2 punt x € 249,--tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan SBK te betalen € 7.673,32 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het bedrag dat vanaf 1 juni 2022 aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke creditmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van SBK te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan SBK te betalen € 966,99 met ingang van de maand november 2022 (nog te verhogen met indexeringen) tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van SBK tot vandaag vastgesteld op € 1.114,74;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
426

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.