In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een paramedische praktijk, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag bedrijfsreinigingsrecht van € 543,65 voor het belastingjaar 2021, welke door de verweerder op 15 februari 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. Eiseres stelde dat de aanslag onterecht was opgelegd omdat zij een contract had met een particuliere afvalinzamelaar. De rechtbank oordeelde dat de verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien en de aanslag te herroepen, waarbij de uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken om proceskostenvergoeding en schadevergoeding afgewezen. Eiseres had verzocht om schadevergoeding van € 2.000,- wegens onbehoorlijk bestuur, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij materiële of immateriële schade had geleden. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de hoorplicht was en dat de verzoeken om schadevergoeding niet konden worden toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.