ECLI:NL:RBROT:2023:10099

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
10718378 VV EXPL 23-480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over opschorting betalingsverplichting huurder in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen J&C Fine Food B.V. (eiseres) en Marcan Vastgoed B.V. (gedaagde) over de opschorting van de betalingsverplichting van J&C voor een gehuurde ruimte. J&C huurt sinds 8 november 2018 een ruimte van Marcan en heeft recentelijk ook een aangrenzende ruimte gehuurd die op 2 oktober 2023 is opgeleverd. Marcan heeft echter in 2020 het huurcontract opgezegd, wat J&C niet heeft geaccepteerd. J&C heeft een procedure aangespannen om de opschorting van de huurbetalingen te verzoeken, omdat zij van mening is dat de beëindiging van het huurcontract door Marcan een onvoorziene omstandigheid is die haar huurgenot beperkt. Marcan daarentegen betwist de spoedeisendheid van de eis en stelt dat J&C geen recht heeft op opschorting van de huurbetalingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 is de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eis van J&C niet kan worden toegewezen in kort geding, omdat het hier gaat om een verzoek om een verklaring voor recht, wat niet in kort geding kan worden behandeld. De rechter heeft ook vastgesteld dat J&C de proceskosten moet betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde van Marcan, met de mogelijkheid van bijkomende kosten na de uitspraak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10718378 VV EXPL 23-480
datum uitspraak: 31 oktober 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
J&C FINE FOOD B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.F.Y. Yuen,
tegen
MARCAN VASTGOED B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Th. C. Visser.
De partijen worden hierna ‘J&C’ en ‘Marcan’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 oktober 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Visser.
1.2.
Op 17 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • namens J&C X. Zhong met mr. Yuen; voor Zhong werd tijdens het eerste deel van de zitting getolkt door [naam 1], die alleen het eerste deel aanwezig was. Daarna werd voor Zhong getolkt door mr. Yuen;
  • namens Marcan mrs. Visser en [naam 2].

2.De beoordeling

Wat is de achtergrond van de zaak?
2.1.
J&C huurt van Marcan de ruimte aan de [adres]. Het huurcontract is ingegaan op 8 november 2018 en heeft een duur van vijf jaar. Tenzij een van de partijen opzegt, wordt het huurcontract verlengd met nog eens vijf jaar. Toen de partijen het huurcontract sloten, was de ruimte ernaast in gebruik als geldautomaat. J&C en Marcan hebben in het huurcontract afgesproken dat J&C ook die ruimte zal huren zodra die ruimte vrijkomt. De ruimte is vrijgekomen en is op 2 oktober 2023 opgeleverd aan J&C.
2.2.
Verder speelt een rol dat Marcan een aantal jaar geleden, in 2020, het huurcontract heeft opgezegd tegen 8 november 2023. J&C heeft daar niet mee ingestemd. Marcan is daarom in augustus 2023 een procedure gestart om het huurcontract door de rechter te laten beëindigen. Die procedure loopt nog.
Wat wil eiseres?
2.3.
J&C wil dat de kantonrechter bepaalt dat J&C’s betalingsverplichting voor de ruimte van de voormalige geldautomaat wordt opgeschort totdat daarover in de gewone procedure is beslist en die beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Volgens J&C is het een onvoorziene omstandigheid dat Marcan het huurcontract wil beëindigen ongeveer een maand nadat de ruimte is opgeleverd. Van J&C kan niet worden gevergd dat ze de ruimte in die maand in gebruik neemt en kort daarna weer leeg en bezemschoon oplevert. Die onvoorziene omstandigheid beperkt het huurgenot van J&C. Het vasthouden aan de betalingsverplichting van J&C voor de ruimte is in de huidige omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus J&C. Ze heeft spoedeisend belang bij de voorziening, omdat ze vanaf oktober 2023 huur moet betalen voor de ruimte van de voormalige geldautomaat. Dat staat immers in het huurcontract. J&C wil een rechtsgeldige titel van de kantonrechter voor het opschorten van de huur, zodat ze geen wanprestatie pleegt.
Wat wil gedaagde?
2.4.
Marcan wil dat J&C niet-ontvankelijk wordt verklaard in de eis dan wel dat de eis wordt afgewezen en dat J&C wordt veroordeeld in de proceskosten. Marcan is van mening dat J&C geen spoedeisend belang heeft en dat de kans van slagen van de eisen van J&C in de gewone procedure zeer gering is.
Wat is het oordeel van de kantonrechter?
2.5.
De eis wordt afgewezen, omdat die niet in kort geding kan worden toegewezen en overigens een spoedeisend belang ontbreekt. J&C eist in feite een verklaring voor recht. Uit de toelichting van J&C blijkt namelijk dat ze van de rechter wil horen dat ze de huur voor de ruimte van de voormalige geldautomaat mag opschorten. Bij zo’n eis gaat het niet om een maatregel die voorlopig van aard is of om een ordemaatregel, maar om het vaststellen van een rechtspositie. Een dergelijke eis kan echter niet in kort geding worden toegewezen. Overigens staat het een schuldenaar vrij zijn betalingsverplichting op te schorten als hij daar een gegronde reden voor heeft. Daar is geen uitspraak van een rechter voor nodig.
2.6.
J&C moet de proceskosten betalen, omdat ze ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Marcan tot vandaag vast op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die Marcan maakt na deze uitspraak moet J&C een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
2.7.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt J&C in de proceskosten, die aan de kant van Marcan tot vandaag worden vastgesteld op € 793,00;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
34286

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.