In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres] in Rotterdam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde per 1 januari 2021 vastgesteld op € 363.000,-, wat door eiser als te hoog werd betwist. Eiser had eerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 2 december 2022. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde en taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de vastgestelde waarde en de goede procesorde beoordeeld. Eiser stelde dat het verweerschrift te laat was ingediend en dat hij niet in staat was om adequaat te reageren. De rechtbank oordeelde echter dat de indiening van het verweerschrift niet zodanig laat was dat het de voorbereiding op de zitting van eiser in gevaar bracht. Eiser had professionele rechtsbijstand en de rechtbank vond dat hij voldoende gelegenheid had om te reageren.
Daarnaast betoogde eiser dat de heffingsambtenaar niet had voldaan aan zijn verplichtingen om bepaalde stukken te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar wel degelijk aan zijn verplichtingen had voldaan en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.