In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres] in Rotterdam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde per 1 januari 2021 vastgesteld op € 399.000,-. Eiser had eerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van eiser, die onder andere aanvoert dat het verweerschrift te laat is ingediend en dat de heffingsambtenaar niet alle gevraagde stukken heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de goede procesorde niet heeft geschonden en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat de waarde lager zou moeten zijn dan € 360.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde gehandhaafd blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.